1 op 7 West-Vlaamse boeren zit niet goed in zijn vel

Eén op zeven landbouwers in West-Vlaanderen zit niet goed in zijn vel. Toch blijkt het algemene welbevinden bij landbouwers met een score van 6,33 op tien nog vrij positief. Gemiddeld genomen voelen oudere landbouwers, alleenstaanden en bedrijfsleiders zonder personeel zich iets slechter in hun vel. Ook opleidingsgraad en sociaal contact spelen een belangrijke rol voor het welbevinden van de boer. Dat blijkt uit een onderzoek van de Hogeschool West-Vlaanderen, uitgevoerd in opdracht van de provincie West-Vlaanderen en het project ‘Zot van (’t) boeren’.
13 juni 2016  – Laatst bijgewerkt om 4 april 2020 15:28
Lees meer over:

Eén op zeven landbouwers in West-Vlaanderen zit niet goed in zijn vel. Toch blijkt het algemene welbevinden bij landbouwers met een score van 6,33 op tien nog vrij positief. Gemiddeld genomen voelen oudere landbouwers, alleenstaanden en bedrijfsleiders zonder personeel zich iets slechter in hun vel. Ook opleidingsgraad en sociaal contact spelen een belangrijke rol voor het welbevinden van de boer. Dat blijkt uit een onderzoek van de Hogeschool West-Vlaanderen, uitgevoerd in opdracht van de provincie West-Vlaanderen en het project ‘Zot van (’t) boeren’.

Eind 2015 ontvingen de land- en tuinbouwers in de regio Westhoek en Midden-West-Vlaanderen, een schriftelijke of digitale enquête. In totaal vulden 1.052 landbouwers, of ruim 15 procent van de potentiële respondenten, de enquête volledig in. “Dit is een opmerkelijk hoog aantal, wat maakt dat de steekproef voldoende groot en betrouwbaar is”, aldus Andy De Brabander, lector sociologie aan Howest. Daarnaast werden nog 45 diepte-interviews afgenomen. “De resultaten daarvan zijn niet mee opgenomen in ons eindrapport, maar opvallend is wel dat als er werd doorgevraagd boeren vaker geneigd zijn om indirect problemen te signaleren”, aldus De Brabander.

Volgens West-Vlaams gedeputeerde voor Welzijn Myriam Vanlerberghe zijn boeren vaak te trots om toe te geven dat het misschien even niet zo goed gaat. “Boeren zijn eerder geneigd om altijd maar voort te doen. Hulp wordt niet of te laat ingeroepen en dat gaat vaak gepaard met dramatische gevolgen”, verklaart de gedeputeerde, die hoopt dat dit onderzoek een taboe kan doorbreken en een brug kan slaan tussen landbouw- en hulpsector.

Deze houding verklaart voor een stuk misschien wel dat het algemeen welbevinden bij landbouwers met een score van 6,33 op tien hoger ligt dan het Vlaamse gemiddelde. “Toch zit bijna 14 procent van de ondervraagden niet goed in zijn vel. Vooral in de leeftijdscategorie 40-65 jaar ligt de score iets onder het algemeen gemiddelde en ook alleenstaanden voelen zich gemiddeld iets slechter in hun vel dan samenwonenden”, legt de lector van Howest uit. Het onderzoek focuste zich verder op drie vormen van kapitaal die elk complementair zijn: economisch, scolair en sociaal kapitaal.

De financiële situatie van het landbouwbedrijf heeft een lineaire invloed op het welbevinden. Opvallend is wel dat het al of niet hebben van andere inkomsten van buiten de landbouw geen invloed heeft op het zich al of niet goed voelen. Slechts 18 procent van de ondervraagden hebben loontrekkenden in dienst, maar zij die iemand in dienst hebben, geven wel aan zich beter in hun vel te voelen. Landbouwers die zich wapenen en actie ondernemen tegen de toenemende globalisering en individualisering, hebben een beter welbevinden dan boeren die dit niet doen. Eén op vijf landbouwers ziet schaalvergroting als een mogelijke reactie, zowat 44 procent wapent zich niet.

Er werd de boeren ook gevraagd hoe ze hun huidige financiële situatie inschatten ten opzichte van vijf jaar geleden en hoe ze die de komende vijf jaar zien evolueren. Ze geven gemiddeld 4,51 op tien voor de situatie vandaag tegenover 5,87 op tien vijf jaar geleden en 4,45 op tien over vijf jaar. “De financiële situatie is voor ruim 59 procent van de respondenten verslechterd. Zij die dat aangeven, voelen zich ook opvallend slechter. Bovendien geeft slechts één op vier aan dat ze in de toekomst beterschap verwachten. Ook dat heeft zijn weerslag op het welbevinden”, vertelt De Brabander. Volgens hem kan landbouwverbreding de financiële situatie op het bedrijf versterken en heeft dit ook een positief effect op het welbevinden.

De mate van opleiding en vorming speelt eveneens een rol: hoe hoger een landbouwer is opgeleid, hoe beter hij zich voelt. Ook de mate waarin tijdens de loopbaan als landbouwer nog vorming wordt gevolgd, beïnvloedt het welbevinden. Opnieuw geldt dat hoe frequenter men naschoolse vormingen bijwoont, hoe beter men in zijn vel zit. Toch geeft 30 procent aan nooit vormingen te volgen. Jonge landbouwers zijn meer geneigd om vormingen bij te wonen.

Het sociaal kapitaal werd in kaart gebracht aan de hand van contacten met familieleden, met vrienden of dorpsgenoten en in het verenigingsleven. “Landbouwers geven aan een sterk contact te hebben met hun familie en vinden dit ook belangrijk. Ook contact met andere landbouwers wordt geapprecieerd. Hoe meer contact men heeft, hoe beter men zich vaak ook voelt”, verduidelijkt Andy De Brabander. Eén op vier boeren heeft weinig of geen contact met vrienden of dorpsgenoten. Nochtans heeft dit een duidelijke invloed op het welbevinden. Wanneer een landbouwer piekert, neemt hij vooral zijn toevlucht tot zijn partner (82%), daarna volgen kinderen of familie (40%) en vrienden of collega’s (30%).

Landbouwers zijn slechts weinig betrokken bij het verenigingsleven. Slechts 13 procent is lid van een sportclub, 8 procent van een hobbyclub en 11 procent van een politieke vereniging. Vrouwen van landbouwers zijn wel veel actiever betrokken in verenigingen. Dat is vooral toe te schrijven aan het lidmaatschap van de zuilgebonden vrouwenverenigingen. Daar zien we dat 40 procent van hen actief betrokken is, terwijl het lidmaatschap van de bedrijfsleider eerder passief is. “Nochtans heeft het engagement in het verenigingsleven, dat sociaal contact, wel degelijk een impact op het welbevinden. Bovendien merken we dat de betrokkenheid van de vrouw ook een positief effect heeft op het welbevinden van de bedrijfsleider”, luidt één van de conclusies.

Driekwart van de ondervraagde landbouwers is lid van een vakorganisaties zoals Boerenbond of ABS. Dat betekent dat één op vier geen lid is. De belangrijkste reden die hiervoor wordt opgegeven, is de kostprijs. Ook ontevredenheid met de belangenverdediging door landbouworganisaties speelt een rol. De landbouwers geloven ook niet echt dat een landbouworganisatie de crisis kan beïnvloeden. “Hoewel veel landbouwers een lidkaart hebben, is de betrokkenheid bij de landbouworganisatie eerder miniem. Veel boeren hebben er problemen mee dat een landbouworganisatie zowel rechter als partij is: belangenverdediger van de landbouw en partner van de agro-industrie. Willen we dat landbouworganisaties een rol spelen op welzijnsvlak, dan zullen ze eerst het vertrouwen moeten herwinnen of versterken”, stelt de studie.

Aangezien landbouwers op dezelfde plaats wonen en werken en relatief weinig sociaal contact hebben, is voor erfbetreders een belangrijke rol weggelegd. Wanneer ze piekeren, bespreekt één op vier landbouwers zijn problemen met geen enkele erfbetreder. Gebeurt dit wel, dan gaat het meestal om adviseurs of de huisarts. “Dat betekent dat voor hen een heel belangrijke rol is weggelegd bij problemen of om landbouwers uit hun sociaal isolement te halen. Dit kan in overleg met vakorganisaties, lokale besturen en de klassieke welzijnssector aan wie de erfbetreders de problemen kunnen signaleren”, klinkt het.

De resultaten uit deze studie zullen gebruikt worden om gerichte acties te kunnen ondernemen binnen het Europese project ‘Zot van (‘t) boeren’. “Belangrijk is alvast dat de bevindingen uit deze studie bekendraken bij de landbouwers zodat zij zelf beter in staat zijn om problemen te erkennen en mogelijke oplossingen te zoeken”, vertelt Hilde Coudenys van de dienst Welzijn van de provincie West-Vlaanderen. “Ook de rol die vrouwen spelen op een landbouwbedrijf is belangrijk in verdere acties. Zij uiten gemakkelijker problemen en het is belangrijk dat we hen meer zicht laten krijgen op de welzijnsinitiatieven die er zijn zodat ze bij problemen op het bedrijf zelf stappen kunnen ondernemen. Hetzelfde geldt voor erfbetreders.”

De kloof tussen landbouwbedrijven en de samenleving dichten, kan ook het welbevinden van landbouwers verbeteren. Al is het voor gedeputeerde voor Landbouw Bart Naeyaert duidelijk dat verbreding niet voor elke landbouwbedrijf is weggelegd. “Daarnaast denk ik dat elke overheid ook de hand in eigen boezem moet steken en bij elke nieuwe maatregel moet bekijken of ze ook toepasbaar is. Veel te vaak zijn de veranderende regelgeving en de bijbehorende controles een bron van stress voor de landbouwers”, aldus Naeyaert. Met al deze bevindingen en aanbevelingen wil het project Zot van (‘t) Boeren de komende jaren aan de slag gaan om eind 2018 de eerste duidelijke resultaten te kunnen voorleggen.

Meer informatie: Onderzoek welbevinden landbouwers: Midden-West-Vlaanderen en de Westhoek

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek