Vlaamse landbouw gebruikt minder energie en kunstmest

De input van energie en kunstmest in de Vlaamse landbouw daalde de voorbije jaren, zo blijkt uit een rapport van het Departement Landbouw en Visserij. Het watergebruik fluctueert jaarlijks naargelang de weersomstandigheden en de inzet van gewasbeschermingsmiddelen hangt ook af van het areaal ziektegevoelige gewassen.
6 januari 2011  – Laatst bijgewerkt om 4 april 2020 14:57

De input van energie en kunstmest in de Vlaamse landbouw daalde de voorbije jaren, zo blijkt uit een rapport van het Departement Landbouw en Visserij dat de evolutie van de milieudruk schetst tussen 2005 en 2008. Het watergebruik fluctueert jaarlijks naargelang de weersomstandigheden en de inzet van gewasbeschermingsmiddelen hangt ook af van het areaal ziektegevoelige gewassen.

Sinds 2005 verzamelt het Landbouwmonitoringsnetwerk (LMN), dat beheerd wordt door de afdeling Monitoring en Studie (AMS) van het Departement Landbouw en Visserij, naast de klassieke bedrijfseconomische gegevens ook gegevens over het gebruik van energie, gewasbeschermingsmiddelen, water en kunstmest in de Vlaamse landbouw. Het LMN bestaat uit 720 land- en tuinbouwbedrijven, representatief voor de Vlaamse beroepslandbouw. Extrapolatie van de steekproefgegevens naar de referentiepopulatie geeft een beeld van de gehele Vlaamse landbouw. Op die manier probeert de Vlaamse overheid een beeld te krijgen van de milieudruk vanuit de landbouw.

In samenwerking met de Vlaamse instelling voor technologisch onderzoek (VITO) werd het directe energiegebruik door de landbouw in 2008 berekend op 28,1 PJ. Dit cijfer is inclusief de niet-beroepsbedrijven, loonwerk, aangekochte warmte, groenvoorziening, bosbouw en zeevisserij. Ten opzichte van 2007 betekent dat een daling van vijf procent. Die afname is wellicht te verklaren door een inkrimping van het areaal glastuinbouw aangezien de meeste energie (55%) naar de verwarming van serres gaat. Petroleum blijft de belangrijkste energiedrager, maar er is een duidelijke omschakeling naar aardgas. Energie uit warmtekrachtkoppeling is in opmars en meer en meer installaties komen in beheer van de glastuinbouwer zelf.

Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen schommelt jaarlijks omdat het vooral samenhangt met het areaal aardappelen waarin 32 procent van de totale hoeveelheid actieve stof wordt gebruikt en boomgaarden waarin 23 procent van het totaal aan actieve stof wordt toegepast. In 2008 werd er 2,9 miljoen kg actieve stof aan gewasbeschermingsmiddelen toegepast. De helft daarvan zijn fungiciden en een derde herbiciden. De piek in 2007 is toe te schrijven aan de extreem natte zomer, wat vooral resulteerde in een hoger fungicidengebruik. Voor de belangrijkste gewassen werd een gebruik per hectare berekend, waarbij containerazalea’s de lijst van veelgebruikers aanvoeren. De meest toxische gewasbeschermingsmiddelen zijn al bij wet verboden, maar in praktijk worden ze vaak vervangen door minder toxische alternatieven met een hogere hoeveelheid aan actieve stof. De hoeveelheid actieve stof is daarom geen goede milieu-indicator volgens AMS.

Ook het watergebruik in de landbouw fluctueert jaarlijks naargelang de weersomstandigheden. In 2008 heeft de landbouw 48 miljoen m³ water gebruikt. Tijdens het droge 2006 steeg het gebruik tot bijna 54 miljoen m³. Het gros van het gebruikte water is grondwater (56%). De glastuinbouw is de grootste watergebruiker, maar vanuit milieustandpunt is die sector de beste leerling omdat hij veel hemelwater opvangt via de serres en stockeert in bassins. Veel bedrijven doen al aan één of andere vorm van waterbesparing. Waterzuiveringstechnieken daarentegen zijn relatief complex en duur in aanschaf, maar ook de opvolging en het onderhoud zijn pijnpunten.

Het kunstmestgebruik daalt aanzienlijk sinds 2000, met vooral een sterke daling voor fosfaat. In 2008 werd bijvoorbeeld 63 miljoen kg stikstof en 1,9 miljoen kg fosfaat gebruikt. In vergelijking met 2005 daalt het gebruik respectievelijk met 11 en 53 procent. Dat is te verklaren door de verstrenging van de bemestingsnormen in 2007 met het Mestactieplan III en de hoge prijzen voor kunstmest in 2008. Voor de belangrijkste gewassen werd een gebruik per hectare berekend. De kunstmestgift hangt ook af van de grondsoort, zoals blijkt uit de gemiddelden per landbouwstreek (hoogste gift in Duinen en Polders en laagste in de Kempen). Vervanging door dierlijke mest is niet altijd eenvoudig. Zo is substitutie met dierlijke mest voor gras en maïs een optie, maar is dat al minder mogelijk bij akkerbouwgewassen en bijna onmogelijk bij serreteelten.

Meer info: 'Milieudruk vanuit de landbouw'

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek