Wie rijdt langs Vlaamse wegen komt akkerdistels tegen

Wie Vlaanderen doorkruist, kan niet naast de akkerdistels in bermen kijken. "Distels bestrijden op akkers en weiden is daardoor dweilen met de kraan open."
14 augustus 2012  – Laatste update 4 april 2020 15:06
Lees meer over:

Wie Vlaanderen doorkruist, kan niet naast de distels in bermen kijken. "Distels bestrijden op akkers en weiden is dweilen met de kraan open als ook overheden en natuurorganisaties het probleem niet aanpakken", zegt melkveehouder Jan Banckaert. Volgens het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) schuilt de oplossing niet in het rigoureus toepassen van de bestrijdingsplicht, maar in ecologisch bermbeheer.

Wanneer akkerdistels groeien in wegbermen of langs spoorwegen en kanalen zijn landbouwers ongerust over besmetting van hun percelen. Enkele distels in de perceelsrand kunnen na verloop van tijd uitgroeien tot grote distelhaarden. Ook slapende zaden in de bodem kunnen na verloop van tijd en bij bodemverstoring kiemen en voor distelhaarden zorgen. Vier distelsoorten - waaronder de verfoeide akkerdistel - zijn bestrijdingsplichtig in Vlaanderen op grond van een Koninklijk Besluit uit 1987. In de praktijk neemt niet elke beheerder van de open ruimte distelbestrijding even ernstig of ontbreekt het aan de middelen.

Melkveehouder Jan Banckaert uit Waarschoot (Oost-Vlaanderen) is één van die landbouwers die zich blauw ergert aan distels die vanuit bermen landbouwpercelen besmetten. Bovendien beschouwt hij de aanwezigheid van distels in het landschap als een spijtige "verloedering van de natuur en het platteland". "Wij boeren zijn blijkbaar met te weinig om nog gehoord te worden, daarom hoop ik dat burgers met een hart voor het platteland hun stem laten horen", zegt Banckaert. De maat is voor hem vol want de extra bespuitingen die nodig zijn om distels te verdelgen, dragen er mee toe bij dat de sector zwart gemaakt wordt als grootgebruiker van pesticiden.

Reeds in 2005 adviseerde het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek de overheid om de verplichtige distelbestrijding in Vlaanderen aan te passen. Van de 27 soorten distels en distelachtigen die in Vlaanderen voorkomen, is enkel de akkerdistel een potentiële pestsoort voor de landbouw. Decennia van wettelijk verplichte bestrijding hebben de akkerdistelpopulatie evenwel niet verminderd, terwijl INBO de kost voor de belastingbetaler op twee tot drie miljoen euro per jaar schat.

Daarom pleit het instituut, naar analogie met onze buurlanden, voor de afschaffing van de bestrijdingsplicht en eerder voor een code van goed nabuurschap in een bufferzone van 20 à 40 meter rond landbouwpercelen (en tuinen). Overmatige akkerdistelgroei zou daar vermeden of beperkt moeten worden. Daarbuiten heeft distelbestrijding naar verluidt geen zin vermits wetenschappelijk onderzoek aantoonde dat slechts een zeer kleine fractie van de zaden een afstand van 20 meter kan overbruggen. Ook de overheersende windrichting en de aanwezigheid van houtkanten speelt een rol.

Dit is niet bepaald de 'kordate aanpak' waar veel landbouwers op hopen zodat we INBO-medewerker Kris Decleer - auteur van het advies - aan de tand voelen. Landbouwers die hinder ervaren van distels in de buurt van hun percelen, hebben volgens Decleer het meeste baat bij ecologisch bermbeheer. "Door consequent te maaien en het maaisel af te voeren, verschraalt de bodem en zullen distels minder goed gedijen in de berm en uiteindelijk volledig verdwijnen", aldus Decleer. Vanwege de hogere kostprijs is ecologisch bermbeheer nog niet helemaal ingeburgerd, "hoewel de extra kost zich dankzij de armere bodem terugverdient omdat op termijn één maaibeurt zal volstaan". Bovendien zou het maaisel bij een meer gecoördineerde organisatie van het bermbeheer aangewend kunnen worden voor de productie van groene energie.

Decleer geeft landbouwers het advies om bij de verantwoordelijken zelf aan te dringen op ecologisch bermbeheer. Zij zullen dan wel het nodige geduld moeten opbrengen want het resultaat op het vlak van akkerdistelbestrijding laat doorgaans vijf tot tien jaar op zich wachten. Op landbouwpercelen kunnen een aantal preventieve maatregelen uitbreiding van distels voorkomen. "Vermijd bodemverstoring en kale plekken in weilanden en klepel de vegetatie niet omdat het achtergebleven maaisel een ideale voedingsbodem voor akkerdistels oplevert", adviseert Decleer.

Staan er toch akkerdistels, dan mogen boer en burger zich daar volgens INBO niet te druk over maken. "De akkerdistel gedijt goed op nutriëntenrijke, regelmatig verstoorde bodems zodat we de plant onmogelijk kunnen uitroeien. We moeten dus aanvaarden dat hij er is en beseffen dat een distel in feite niet verschilt van andere (on)kruiden. Meer zelfs, distels kunnen op het platteland mee een drager zijn voor biodiversiteit, denk maar aan de vlinders, bijen en hommels die voor hun voedsel graag distels bezoeken."

Vooraleer die mening gedeeld wordt door boer en burger, zal de overheid volgens INBO "de distelproblematiek tot zijn ware en rationele proporties moeten herleiden en educatief werk hierrond moeten verrichten". Decleer verwijst in dit verband nog naar de inmiddels achterhaalde oorsprong van de verplichte distelbestrijding, die te maken had met het tegengaan van de destijds nog dodelijke tetanusbesmetting bij landarbeiders in combinatie met de inzet van paarden in de landbouw.

Meer info: INBO-advies omtrent distelbestrijding in Vlaanderen

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek