"Boeren percipiëren risico anders dan het beleid denkt"

Er is een mismatch tussen de risicobeheerinstrumenten die onderzoek en overheid bezig houden, en degenen die landbouwers zelf geschikt en haalbaar vinden. Daarenboven zijn landbouwers niet risico-avers, maar eerder risico-neutraal. Het zijn maar twee van de vijf stellingen die landbouweconoom Erwin Wauters van ILVO poneerde op een studiedag van ingenieursvereniging ie-net, over risicobeheersing in de veehouderij. “Landbouwers gaan vanuit het oogpunt van onderzoekers vaak irrationeel om met risico’s, maar dat komt omdat ze er gewoon helemaal anders naar kijken.”
8 december 2016  – Laatste update 4 april 2020 15:31
Lees meer over:

Er is een mismatch tussen de risicobeheerinstrumenten die onderzoek en overheid bezig houden, en degenen die landbouwers zelf geschikt en haalbaar vinden. Daarenboven zijn landbouwers niet risico-avers, maar eerder risico-neutraal. Het zijn maar twee van de vijf stellingen die landbouweconoom Erwin Wauters van ILVO poneerde op een studiedag van ingenieursvereniging ie-net, over risicobeheersing in de veehouderij. “Landbouwers gaan vanuit het oogpunt van onderzoekers vaak irrationeel om met risico’s, maar dat komt omdat ze er gewoon helemaal anders naar kijken.”

Wauters had het tijdens de studiedag over risicoperceptie en -management bij landbouwers. Eerste opmerking: hij spreekt bewust over landbouwers in plaats van over veehouders hoewel het thema van de studiedag anders zegt, omdat er nauwelijks verschillen zijn in de manier waarop bedrijfsleiders uit de verschillende subsectoren naar risico kijken, en welke strategieën zij interessant vinden om risico’s te beheren.

Op basis van verschillende onderzoeksprojecten (IWT-LO en ILVO) waarbij hij betrokken was en uitgebreid literatuuronderzoek, komt hij tot vijf bevindingen. Een eerste gaat over het type risico’s dat landbouwers wakker houdt. In lijn met de verwachtingen percipiëren zij marktrisico’s zoals stijgende kosten, dalende prijzen en de verhouding tussen inkomsten en uitgaven als het grootste risico. Daarna volgt de beschikbaarheid en betaalbaarheid van grond, daarna institutionele risico’s zoals beleidsveranderingen, en pas daarna productierisico’s zoals het weer en ziekten en plagen. De reden waarom productierisico’s op de laatste plaats komen, is het gevoel van controle dat landbouwers erover hebben: ‘Als je oogst tegenvalt door ziekten en plagen, heb je zelf fouten gemaakt’. Dit in tegenstelling tot marktrisico’s zoals slechte prijzen – dat beschouwen ze als een kwestie van ‘pech’.

Een tweede interessante bevinding van Wauters is dat er een mismatch bestaat tussen de risico-beheerstrategieën die landbouwers interessant vinden en degenen die onderzoek en overheid naar voren schuiven. Wetenschappers en beleidsmakers besteden vooral aandacht aan formele beheerinstrumenten die vaak betrekking hebben op één specifiek risico, zoals contracten, verzekeringen en termijnmarkten, en aan preventiestrategieën zoals vaccinatieprogramma’s. Maar landbouwers vinden die net minder haalbaar en geschikt. In plaats daarvan kiezen zij voor strategieën die de gevolgen draaglijker en beheer(s)baar maken. Voorbeelden zijn het aanleggen van een financiële buffer, het uitstellen van (private) uitgaven, harder werken en diversifiëren. “De vraag is dan of wij de focus verkeerd leggen, óf we onze landbouwers beter moeten voorlichten”, stelt Wauters.

Daarenboven blijkt dat landbouwers eerder risico-neutraal zijn, in plaats van risico-avers, zoals vaak gezegd wordt. “Als ze echt risico-avers zouden zijn, zouden ze niet aan landbouw doen”, klinkt het. Bovendien schatten zij risico’s nooit afzonderlijk in, maar bekijken ze de situatie altijd in zijn geheel. In de realiteit wordt een landbouwbedrijf immers ook geconfronteerd met verschillende risico’s tegelijkertijd. Tot slot zijn ze niet zo bezig met volatiliteit op korte termijn, maar wel met de vraag of ze in de toekomst nog wel voldoende zullen verdienen om hun uitgaven te dekken. “Dát is voor hen risico: de vrees dat het steeds moeilijker wordt om rond te komen”, stelt Wauters.

“Dit alles verklaart waarom landbouwers vanuit het standpunt van onderzoek vaak irrationeel gedrag vertonen, gedrag dat niet in lijn is met de beste theoretische aanpak. Ze kijken niet naar één type risico, waardoor ze ook niet geïnteresseerd zijn in instrumenten om slechts één bron van risico te beheren, zoals verzekeringen of termijnmarkten. In plaats daarvan zoeken ze naar instrumenten die de onzekerheid omtrent hun inkomen op langere termijn wegnemen. Tot slot speelt de context waarin ze leven en werken een grote rol, waardoor we niet kunnen verwachten dat alle landbouwers op dezelfde manier reageren en risico’s beheren. Ze kijken bijvoorbeeld naar wat collega’s doen, hoeveel schulden ze al hebben, enzovoort.”

Een voorlaatste stelling die Wauters naar voren schuift, is dat maatregelen bedoeld om het risico van landbouwers te verlagen, in realiteit net kunnen leiden tot een verhoogd risico. Hij baseert zich daarvoor op de ‘risk balancing paradox’. “De overheid voert maatregelen in om het operationeel risico van landbouwers te verminderen, zoals prijsondersteuning en inkomenssteun. Dit om het inkomensrisico in de sector te verkleinen. Het gevolg is echter dat landbouwers meer financieel risico (durven) nemen. Dat is toch het geval bij 50 tot 65 procent van de populatie. En dat kan ertoe leiden dat de bedrijven even veel of zelfs meer risico lopen, dan zonder die overheidsmaatregelen. We kunnen ons daarom de vraag stellen of de langdurige bescherming door het gemeenschappelijk landbouwbeleid net niet geleid heeft tot een sectorstructuur die te kwetsbaar is om zonder te functioneren.”

Een laatste bevinding tot slot is dat landbouwers risico’s meer beheren op gezinsniveau dan op bedrijfsniveau. Zo wordt in landbouwgezinnen meer inkomen gegenereerd uit niet-landbouwactiviteiten en minder geconsumeerd, als het bedrijfsrisico stijgt (en omgekeerd). “Dit verklaart eveneens waarom we zo moeilijk kunnen voorspellen hoe landbouwgezinnen met risico’s omgaan. Het landbouwbedrijf alleen is daar een slechte indicator voor, en gegevens over wat zij buiten het bedrijf doen, hebben we niet.”

Andere sprekers op de studiedag waren Johan Galle van AGinsurance, Riccy Focke van Boeren op een Kruispunt en Jeroen Buysse, professor aan UGent. Wat zij te vertellen hadden, lees je later.
 

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek