CVBB maakt balans op van één jaar intensieve aanpak

Gelet op de scherpe doelstelling voor de waterkwaliteit in Vlaanderen (maximum 5% rode MAP-meetpunten tegen 2018) hebben de experten van coördinatiecentrum CVBB vorig jaar de bemestingspraktijken opgevolgd en begeleid op honderden landbouwpercelen in de afstroomgebieden van rode MAP-meetpunten. Door veelvuldig contact met de betrokken landbouwers kan een vertrouwensrelatie groeien. Bemestingsadvies werd teruggekoppeld zodat een landbouwer weet hoe hij de bemesting best aanpakt. Tijdens de wintermaanden volgt de bespreking van de nitraatresidustalen. Bij alle 821 percelen met een te hoog nitraatresidu in het najaar van 2015 werd naar een oorzaak van de overschrijding gezocht.
11 augustus 2016  – Laatst bijgewerkt om 14 september 2020 14:36
Lees meer over:

Gelet op de scherpe doelstelling voor de waterkwaliteit in Vlaanderen (maximum 5% rode MAP-meetpunten tegen 2018) hebben de experten van coördinatiecentrum CVBB vorig jaar de bemestingspraktijken opgevolgd en begeleid op honderden landbouwpercelen in de afstroomgebieden van rode MAP-meetpunten. Door veelvuldig contact met de betrokken landbouwers kan een vertrouwensrelatie groeien. Bemestingsadvies werd teruggekoppeld zodat een landbouwer weet hoe hij de bemesting best aanpakt. Tijdens de wintermaanden volgt de bespreking van de nitraatresidustalen. Bij alle 821 percelen met een te hoog nitraatresidu in het najaar van 2015 werd naar een oorzaak van de overschrijding gezocht.

Om rode MAP-meetpunten groen te laten kleuren, worden de landbouwers die actief zijn in deze ‘hotspots’ van een slechte waterkwaliteit intensief begeleid door coördinatiecentrum CVBB. Experten helpen landbouwers op weg naar een beredeneerde bemesting. Vorig jaar werd deze intensieve aanpak toegepast in 94 afstroomgebieden van MAP-meetpunten met landbouwinvloed als voornaamste oorzaak van de nitraatoververschrijdingen.

CVBB focuste op deelgebieden binnen het afstroomgebied waar de nitraatdruk het hoogst is. Bij de selectie van percelen werd ook rekening gehouden met de teelt want in sommige teelten, bijvoorbeeld groenten en aardappelen, bestaat er een groter risico dat nitraat uitspoelt naar het oppervlaktewater. Er werd ook rekening gehouden met de nitraatresidu’s die de voorgaande jaren werden genoteerd op de percelen in het afstroomgebied. Zo kwam CVBB tot een selectie van een kleine 2.000 landbouwpercelen om intensief op te volgen.

“Gemiddeld genomen heeft 42 procent van de opgevolgde percelen een nitraatresidu boven de 90 kilo stikstof per hectare”, aldus CVBB-coördinatoren Micheline Verhaeghe en Dirk Coomans. Dat dit cijfer aan de hoge kant is, verklaren zij omdat er specifiek gezocht werd naar risicoteelten en -percelen in probleemgebieden. Op 71 procent van de aardappelpercelen deed zich een overschrijding voor, evenals bij 58 procent van de akkerbouwmatige groenten en 68 procent van de groentepercelen en percelen met meerjarige sierteelt.

Bij alle 821 percelen met een te hoog nitraatresidu werd naar een oorzaak van de overschrijding gezocht. Verhaeghe en Coomans doen het relaas: “In sommige gevallen was er geen probleem met de bemesting of de teelt en werden toch hoge nitraatresidu’s gemeten. Vaak gaat het hier slechts om kleine overschrijdingen. Op een derde van de percelen liep er iets mis met de bemesting. Ofwel was de dosis niet in overeenstemming met het advies, ofwel werd de bemesting te laat op het seizoen toegediend zodat deze niet meer ten volle kon opgenomen worden door de teelt, ofwel was er onvoldoende kennis over de stikstofinhoud en -vrijstelling van dierlijke mest.”

Op 12 procent van de percelen werd de mineralisatie van stikstof in de bodem foutief ingeschat. “Zo worden oogstresten dikwijls te weinig in rekening gebracht, of komt de stikstof uit oogstresten te laat in het najaar vrij. Recent gescheurd grasland stelt doorgaans heel wat problemen op dit vlak en ook bodembewerkingen laat in het najaar kunnen zorgen voor een toename van de mineralisatie en een nitraatvrijstelling die nog weinig wordt benut door de teelt. Indien deze vrijstelling niet in rekening gebracht wordt de jaren nadien, kunnen hele hoge nitraatresidu’s verwacht worden.”

Een andere 12 procent van de percelen had een hoog nitraatresidu omwille van teelt(technische) eigenschappen. Teelten met een beperkte beworteling en teelten met een hoge latente stikstofbehoefte in het najaar (o.a. groenten) hebben veel stikstof nodig tot aan de oogst om tot een kwalitatief product te komen. CVBB constateert dat het voor deze teelten moeilijk is om in het najaar onder de 90 kilo stikstof per hectare te eindigen. “Anderzijds zijn er voor deze teelten nog heel wat nitraatresidu’s boven de 200 kilo en dit is zeker uit den boze. Op ongeveer de helft van de percelen in deze groep kan nog veel vooruitgang geboekt worden.”

Vervolgens is er nog zeven procent van de percelen met hoog nitraatresidu waar de oorzaak kan toegeschreven worden aan een mislukking van de teelt of van de inzaai van vanggewassen of aan slechte bodemcondities. Bij 30 procent van de opgevolgde percelen is de oorzaak na één jaar intensieve aanpak nog onvoldoende duidelijk. In deze groep zitten ook hele hoge overschrijdingen. CVBB gaat deze percelen verder opvolgen en de landbouwers in de buurt van rode MAP-meetpunten ook de komende jaren begeleiden. Na amper één jaar intensieve aanpak vindt het coördinatiecentrum het voorbarig om al naar een verband met de waterkwaliteit te zoeken. “Zicht krijgen op de invloed van bemesting en vooral op de positieve gevolgen van gewijzigde bemestingspraktijken is en blijft een werk van lange adem.” Bij de evaluatie van 2016 hoopt CVBB wel te kunnen aangeven in hoeverre de waterkwaliteit verbeterde in de intensief opgevolgde afstroomgebieden van rode MAP-meetpunten.

Beeld: Loonwerk Defour

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek