Droog voorjaar hinderde akkerbouwteelten niet erg

Nog voor de deugddoende regen van vorige week vielen de ‘agrometeorologische berichten’ in de mailbox met de boodschap dat de droogte tijdens winter en voorjaar weinig of geen impact had op de gewasgroei. Uit weersgegeven en satellietbeelden leiden KMI en VITO samen met hun Waalse partners af dat er vooral in het zuiden van het land veel minder neerslag viel dan normaal. Over de ganse winter beschouwd maar een kwart van de gebruikelijke hoeveelheid terwijl in Vlaanderen iets minder dan de helft van de neerslag viel die we gewend zijn.

De voorbije winter was zeer droog en erg zonnig. Het was zelfs de tweede droogte winter sinds 1981. Ook maart verliep droger dan normaal en de regen bleef in april nog steeds uit. Volgens de onderzoekspartners achter de agrometorlogische berichten had dat achteraf beschouwd weinig of geen impact op de gewasgroei. Als redenen geven zij de lage vochtbehoefte van de gewassen (granen) tijdens de wintermaanden en het bodemvocht dat nog voldoende aanwezig was. Nadeliger was de vroege seizoenstart in maart gevolgd door de erg koude maand april die de gewasgroei afremde. De vrieskou in de nacht van 19 op 20 april zorgde vooral bij fruitbomen in bloei voor vorstschade.

Uit de eerste analyse van de Proba-V satellietbeelden voor het nieuwe seizoen blijkt dat de gewassen er bij het begin van het voorjaar goed bij stonden. In maart overtrof de vegetatie-index nog ruimschoots het gemiddelde. Enkel in de Leemstreek was de situatie wat variabel. Omwille van het droge en vooral koude weer dat volgde, vertraagde de groei en daalde de vegetatie-index, om eind april weer de gemiddelde waarde te bereiken. Van de akkerbouwteelten hebben suikerbieten en aardappelen het meeste last gehad van de koude. De jonge suikerbietplantjes groeiden erg traag en bij vroege aardappelen werd vorstschade gemeld. Ook verliep de onkruidbestrijding in aardappelen moeilijk door het droge weer in april.