Eerste evaluatie ecologisch aandachtsgebied is positief

In 2016 hebben landbouwers met meer dan 15 hectare bouwland voor het tweede jaar op rij vijf procent daarvan moeten reserveren als ‘ecologisch aandachtsgebied’ (EAG). Deze vergroeningsmaatregel verplicht landbouwers tot het telen van vanggewassen of stikstofbindende gewassen, of tot een niet-productieve invulling van EAG met braaklegging en houtkanten bijvoorbeeld. Op basis van de keuzen die lidstaten en landbouwers gemaakt hebben, vermoedt de Europese Commissie dat de maatregel uit het gemeenschappelijk landbouwbeleid de biodiversiteit verbetert en ecosysteemdiensten ondersteunt. Een meting van de reële milieueffecten is niet gebeurd, zo benadrukt het verslag aan Parlement en lidstaten.
31 maart 2017  – Laatste update 4 april 2020 15:33

In 2016 hebben landbouwers met meer dan 15 hectare bouwland voor het tweede jaar op rij vijf procent daarvan moeten reserveren als ‘ecologisch aandachtsgebied’ (EAG). Deze vergroeningsmaatregel verplicht landbouwers tot het telen van vanggewassen of stikstofbindende gewassen, of tot een niet-productieve invulling van EAG met braaklegging en houtkanten bijvoorbeeld. Op basis van de keuzen die lidstaten en landbouwers gemaakt hebben, vermoedt de Europese Commissie dat de maatregel uit het gemeenschappelijk landbouwbeleid de biodiversiteit verbetert en ecosysteemdiensten ondersteunt. Een meting van de reële milieueffecten is niet gebeurd, zo benadrukt het verslag aan Parlement en lidstaten.

Door de vergroening van het Europees landbouwbeleid zijn landbouwers met meer dan 15 hectare bouwland sedert 2015 verplicht om vijf procent van hun akkers te reserveren voor ‘ecologisch aandachtsgebied’. Op EU-niveau is het percentage EAG-areaal dat de landbouwers hebben aangegeven, bijna tweemaal zo groot als de vijf procent die op bedrijfsniveau verplicht is. In 2015 werd namelijk acht miljoen hectare als ecologisch aandachtsgebied opgegeven, dit is 13 procent van het bouwland (10 procent na toepassing wegingsfactoren, nvdr.) dat onder de verplichting viel. In 2016 hebben landbouwers nog eens 130.000 hectare extra EAG aangemeld.

Meestal kiezen zij voor een productieve invulling van het ecologisch aandachtsgebied met stikstofbindende gewassen en vanggewassen (groenbedekkers, nvdr.). Samen maken zij meer dan de helft uit van alle (gewogen) EAG’s. Zonder weging lopen de arealen van beide EAG-invullingen gelijk. De derde meest gemaakte keuze is braaklegging. Tussen 2015 en 2016 zijn de arealen braakland, landschapselementen en bufferstroken gekrompen terwijl die met vanggewassen en stikstofbindende gewassen zijn toegenomen.

De verwijzing naar de weging die gebeurt, is niet onbelangrijk want de bijdrage van een haag (wegingsfactor 2) aan de biodiversiteit wordt hoger ingeschat dan het telen van luzerne (factor 0,7) of een mengsel van groenbedekkers (factor 0,3). Op de Europese lijst staan tal van mogelijkheden waarmee een landbouwer invulling kan geven aan het ecologisch aandachtsgebied. Alle opties worden verondersteld de biodiversiteit ten goede te komen, ofwel rechtstreeks ofwel onrechtstreeks, bijvoorbeeld door een verminderd gebruik van kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen of een betere bodembescherming.

Een landbouwer kiest niet uit de Europese lijst, maar uit het meer beknopte keuzemenu dat zijn lidstaat daaruit heeft samengesteld. Veertien lidstaten opteren er voor om hun landbouwers veel keuzevrijheid te bieden. Het andere uiterste zijn vijf lidstaten die uit maximaal vier EAG-soorten laten kiezen. “De keuzen van de lidstaten lijkt ingegeven door de noodzaak om een evenwicht te vinden tussen een zo groot mogelijke flexibiliteit voor de landbouwers en een zo beperkt mogelijke administratieve complexiteit”, schrijft de Europese Commissie in zijn rapport over twee jaar ecologisch aandachtsgebied.

Over het milieuvoordeel van de meest voorkomende invulling van het ecologisch aandachtsgebied in Vlaanderen, namelijk het zaaien van groenbedekkers, wordt wel eens meewarig gedaan door de milieubeweging. Wat zegt de Europese Commissie daarover? Die denkt dat het een positief effect op de biodiversiteit heeft, en verwijst naar de wetenschappelijke literatuur om aan te geven dat groenbedekkers nog meer in hun mars hebben. Wetenschappers hebben reeds aangetoond dat een goede plantenmix bestuivers en vogels ten goede kan komen wanneer de groenbedekkers de tijd krijgen om te bloeien en zaad te vormen. Wat niet wegneemt dat van andere EAG-soorten een grotere impact op de biodiversiteit mag verwacht worden. Wat potentiële positieve effecten op de ecosysteemdiensten betreft, bieden opnieuw de landschapselementen de beste resultaten.

Uit de analyse blijkt dat de milieuvoordelen van de verschillende EAG-soorten niet alleen afhangen van de kwantiteit (aantal hectaren) maar ook van de kwaliteit. Als er passende beheerpraktijken worden toegepast, kan EAG's meer voordelen voor de biodiversiteit opleveren. Het milieueffect van braakliggend land is bijvoorbeeld afhankelijk van het type bodembedekking, bij bufferstroken is de locatie van belang en bij landschapselementen de diversiteit van de vegetatie.

De Europese Commissie zegt een belangrijke stap te zetten naar een beter beheer van EAG met het voorgestelde pesticidenverbod in productieve EAG-soorten. Met diezelfde gedelegeerde handeling wil de Commissie ook een aantal vereenvoudigingen doorvoeren, die op hun beurt de kwaliteit van het ecologische aandachtsgebied kunnen opkrikken. Zo verwacht de Commissie dat meer landbouwers na het stroomlijnen van de beheereisen zullen kiezen voor de meest milieuvriendelijke EAG’s, namelijk landschapselementen en bufferstroken. Bij de hervorming van het landbouwbeleid werd in het vooruitzicht gesteld dat het aandeel ecologische aandachtsgebied zo nodig opgetrokken kon worden van vijf naar zeven procent. Daar maakt de Europese wetgever geen aanstalten toe in dit rapport.

Met dit verslag aan Europees Parlement en lidstaten wil de Commissie niet vooruitlopen op de evaluatie van de vergroening. Het rapport is geen meting van het reële milieueffect van het ecologisch aandachtsgebied maar, zo zegt de auteur zelf, een inschatting van “potentiële milieueffecten” op basis van de keuzes die lidstaten en landbouwers maakten. Dat inzicht in de keuze voor deze of gene EAG-soort is de grootste bijdrage van dit rapport. Blijkt dat landbouwers zich daarbij laten leiden door economische overwegingen (de goedkoopste en productiefste EAG-soort), beleidsfactoren zoals het karige keuzemenu dat een aantal lidstaten hanteren, de administratieve lasten, het risico op niet-naleving van de voorwaarden en de controle daarop, en tot slot, de manier waarop ze aankijken tegen deze verplichting in het kader van de vergroening en hun kennis ervan.

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek