Gewasbeschermingsmiddelensector: "Bijen doen het goed"

De berichtgeving in het bijendossier heeft de Belgische gewasbeschermingsmiddelenindustrie de voorbije weken op de heupen gewerkt. De mogelijke effecten van chemische stoffen op bijen en andere insecten worden in Europa al sinds begin jaren ’90 onderzocht. Meer selectieve middelen en aangepaste landbouwmethodes deden het aantal acute bijenvergiftigingen sterk dalen. Testen op de chronische toxiciteit voor bijen vindt sectorfederatie Phytofar een noodzaak. Een aanpassing aan de Bijenrichtsnoer van EFSA om uit de politieke impasse te geraken, doet daar naar verluidt geen afbreuk aan. Phytofar wijst er nog op dat de bijenpopulaties in Vlaanderen en daarbuiten het goed doen. Dat is ook te horen in Nederland, inclusief de bedenking dat de soorten die het goed doen niet in de natuur maar op het platteland of in de stad leven.
6 juni 2019  – Laatste update 4 april 2020 15:47

De berichtgeving in het bijendossier heeft de Belgische gewasbeschermingsmiddelenindustrie de voorbije weken op de heupen gewerkt. De mogelijke effecten van chemische stoffen op bijen en andere insecten worden in Europa al sinds begin jaren ’90 onderzocht. Meer selectieve middelen en aangepaste landbouwmethodes deden het aantal acute bijenvergiftigingen sterk dalen. Testen op de chronische toxiciteit voor bijen vindt sectorfederatie Phytofar een noodzaak. Een aanpassing aan de Bijenrichtsnoer van EFSA om uit de politieke impasse te geraken, doet daar naar verluidt geen afbreuk aan. Phytofar wijst er nog op dat de bijenpopulaties in Vlaanderen en daarbuiten het goed doen. Dat is ook te horen in Nederland, inclusief de bedenking dat de soorten die het goed doen niet in de natuur maar op het platteland of in de stad leven.

Dertig jaar geleden waren de acute effecten van gewasbeschermingsmiddelen op bijen nog een bron van conflicten tussen imkers en landbouwers. In die periode kon een insecticidenbehandeling tegen vraatschade aan landbouwgewassen plaatselijk voor een plotse bijensterfte zorgen. Meer kennis resulteerde in aangepaste landbouwmethodes op het veld en selectievere producten met minder impact op de bijen. Europa verplichtte de fabrikanten begin jaren ’90 al om de mogelijke effecten van hun producten op insecten, en dus ook op de voor bestuiving belangrijke bijen, te onderzoeken

Sindsdien worden veel minder acute bijenvergiftigingen gerapporteerd, en verschoof de aandacht zich naar de (chronische) effecten van herhaalde blootstelling aan dosissen die geen onmiddellijk effect hebben. In 2013 werd aan de industrie een uitgebreide lijst van te testen parameters opgelegd voor honingbijen, hommels en andere bestuivers. In het bedrijfsleven deed dit een aantal vragen rijzen. Hoe test je dit betrouwbaar en herhaalbaar en hoe beoordeel je de resultaten van die testen? EFSA werkte daarvoor aan een ontwerp van Bijenrichtsnoer. Vanuit diverse zijden (wetenschappers, lidstaten en industrie) werden een aantal pijnpunten aangekaart, waarop dit ontwerp in een politieke impasse raakte. Door de besluiteloosheid in het permanent comité waarin de experten van de lidstaten zetelen, nam de Europese Commissie het initiatief om de blokkering te doorbreken. Ze wil aan EFSA vragen om de Bijenrichtsnoer te herbekijken.

Phytofar vindt dat laatste een goede zaak en zegt er meteen bij: “Het is een foute voorstelling van de feiten dat het testen van chronische toxiciteit op honingbijen (en larven) geschrapt zou worden in het huidige voorstel. De gewasbeschermingsindustrie levert hierover nu al gegevens aan. In de mate van het mogelijke doet ze dit liefst op basis van gevalideerde testmethodes. Wat vooral ontbreekt, is een goedgekeurde en geharmoniseerde risico-evaluatie om de gegevens te interpreteren. Bij gebrek aan een dergelijk kader, worden de resultaten van de aangeleverde studies door de bevoegde overheden proefondervindelijk en op basis van ervaring geëvalueerd. Zo stelt de federale overheidsdienst Volksgezondheid het in haar nationale aanpak bij de evaluatie van gewasbeschermingsmiddelen.”

Op Europees niveau wordt ook bekeken of de gegevensvereisten gefaseerd kunnen ingevoerd worden, naarmate er gevalideerde testmethodes beschikbaar komen. “Het ontbreken van dergelijke uitvoerbare en gevalideerde testmethodes, voor bijvoorbeeld hommels, bemoeilijkt het onderzoek en de robuuste kennisverwerving”, is te horen bij Phytofar. Dat het voor sommigen te traag of niet ver genoeg gaat, weet de Belgische gewasbeschermingsmiddelenindustrie. Afgaand op het aantal bijenkorven – sinds de eeuwwisseling en dan vooral de laatste jaren zit dat in stijgende lijn – lijkt Europa niet verkeerd bezig. In Vlaanderen wordt een wintersterfte van 10,9 procent gerapporteerd voor de periode 2018-2019, wat een normaal natuurlijk sterftecijfer is. Gelet op de populatiegroei in 2018 doet de Vlaams bijenpopulatie het netto 23 procent beter, rekent Phytofar voor.

Ook vanuit Nederland weerklinkt een tegengeluid na alle alarmerende berichten over de bijenpopulatie, waarbij landbouw vaak met de vinger gewezen werd voor zijn pesticidengebruik. Daar kwam de Stichting Agri Facts, die aannames omtrent landbouw op hun onderbouwing toetst, tot verrassende vaststellingen na een analyse van de data over de 380 Nederlandse bijen- en hommelsoorten. Daarvan vertonen er 112 een toenemende trend in de afgelopen 15 jaar en 75 een sterk afnemende trend (50% of meer). Het idee dat bijen- en hommelsoorten zijn verdwenen als gevolg van neonicotinoïden klopt volgens de stichting niet, en wel hierom: “De datum waarop de laatste exemplaren van verdwenen soorten werden gezien in Nederland, ligt bijna altijd vóór de marktintroductie van neonicotinoïden in 1995. Voor twee soorten is dat vlak erna. Bijen- en hommelsoorten met een afnemende trend hebben veelal ‘natuur’ en ‘natuurgraslanden’ als leefgebied. In deze gebieden worden weinig bestrijdingsmiddelen toegepast. Het zijn juist de bijensoorten die op het platteland en in stedelijke gebieden leven die het goed doen.”

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek