Inmiddels verboden legbatterij had zijn voordelen

In 2012 werden legbatterijen verboden. Twee jaar voor het verbod vroeg onderzoeksinstituut ILVO de producenten naar hun plannen en in de winter van 2013-2014 werd een nieuwe enquête uitgevoerd. Zo goed als alle leghennenhouders ervaarden de korte overgangstermijn en de communicatie vanuit de overheid als (heel) negatief. Toch is er over het algemeen tevredenheid over de gemaakte keuze, communiceren ILVO en de Vlaamse landbouwadministratie. Aan de intussen verboden batterijen worden nog steeds veel gunstige praktische eigenschappen toegeschreven, maar op het vlak van dierenwelzijn en van marktconformiteit scoren de andere systemen ook volgens de leghennenhouders beter. De enquête toont verder aan dat een grote groep leghennenhouders gestopt is wegens het verbod op klassieke kooien.
24 maart 2016  – Laatste update 14 september 2020 14:34

In 2012 werden legbatterijen verboden. Twee jaar voor het verbod vroeg onderzoeksinstituut ILVO de producenten naar hun plannen en in de winter van 2013-2014 werd een nieuwe enquête uitgevoerd. Zo goed als alle leghennenhouders ervaarden de korte overgangstermijn en de communicatie vanuit de overheid als (heel) negatief. Toch is er over het algemeen tevredenheid over de gemaakte keuze, communiceren ILVO en de Vlaamse landbouwadministratie. Aan de intussen verboden batterijen worden nog steeds veel gunstige praktische eigenschappen toegeschreven, maar op het vlak van dierenwelzijn en van marktconformiteit scoren de andere systemen ook volgens de leghennenhouders beter. De enquête toont verder aan dat een grote groep leghennenhouders gestopt is wegens het verbod op klassieke kooien.

In 2010, dus voor het verbod op legbatterijen inging, informeerde ILVO bij de Vlaamse leghennenhouders naar hun plannen voor de omschakeling in huisvesting. Uit deze enquête bleek dat meer dan de helft van de bedrijven die toen concrete plannen hadden, kozen voor volièrehuisvesting, ruim een kwart koos voor het type verrijkte kooi ‘kleinvolière’, 10 procent ging voor andere verrijkte kooien en vijf procent ging voor grondhuisvesting. Hoeveel en welke systemen na de deadline van 2012 effectief in gebruik zijn, is niet exact geweten. Hoewel elk ei een code draagt die verwijst naar een type houderij (bio, vrije uitloop, scharrel of kooi), wordt geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende systeemvarianten.

Als vervolg op deze eerste enquête werd in de winter van 2013-2014 en dus ongeveer twee jaar na het ingaan van het verbod een nieuwe enquête uitgevoerd. Deze had tot doel te peilen naar de invloed van het verbod op de klassieke batterij op de bedrijfscontinuïteit, naar de mening van de leghennenhouder over het omschakelproces, naar de uiteindelijk gekozen huisvestingstypes en naar de tevredenheid van de leghennenhouder over de gemaakte keuze. De resultaten worden nu omstandig toegelicht door het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) en het Departement Landbouw en Visserij.

Voor deze enquête werden 218 leghennenhouders gecontacteerd die actief waren in 2011 en/of 2012. Een reactie volgde van 127 van hen. Ondertussen waren 43 bedrijven gestopt met het houden van leghennen, in driekwart van de gevallen expliciet omwille van de nieuwe regelgeving. Het aantal gestopte bedrijven lag merkelijk hoger dan het aantal bedrijven dat in de enquête van 2010 aangaf te zullen stoppen (34% versus 19%). Ondanks het feit dat zoveel bedrijven zijn gestopt, blijft de eiproductie constant. Aangenomen dat er weinig instroom is, wil dit zeggen dat de bedrijven die zijn omgeschakeld groter zijn geworden. Van alle bedrijven die aan de enquête deelnamen, was het gemiddelde aantal aanwezige leghennen 50.609, in 2010 was dit 32.160.

Van de nog actieve leghennenhouders hadden 49 onder hen klassieke batterijen op het moment van omschakeling. Slechts vier van hen gaven aan dat ze ook zonder de verplichte omschakeling zouden geïnvesteerd hebben in een nieuw stalsysteem. De overgrote meerderheid zou deze stap zonder verbod niet gezet hebben. De tijd die de bedrijven kregen voor de aanpassing (circa 11 jaar tussen de Europese Richtlijn en de deadline en circa 6 jaar tussen het KB en de deadline) en de communicatie errond beoordeelden de meeste respondenten als negatief. De tijd die de praktische omschakeling zelf in beslag nam en de aanpassing die dit vroeg op het vlak van arbeid werden als positief ervaren. Het merendeel van de respondenten vond de omschakeling op het financiële vlak ongunstig voor hun eigen bedrijf.

Volgens cijfers van de EU op basis van nationale gegevens produceren zowat 60 procent van alle leghennen in België kooi-eieren, 26 procent eieren uit niet-kooisystemen, 10 procent zijn eieren van kippen met vrije uitloop en 2,3 procent zijn biologische eieren. Als belangrijkste reden om voor een bepaald soort huisvesting te kiezen, geven de Vlaamse leghennenhouders de marktkansen voor de eieren en de praktische toepasbaarheid op het bedrijf. Het feit dat Belgische supermarkten tussen 2006 en 2009 kozen om niet langer tafeleieren met uit kooisystemen te verkopen kan de keuze beïnvloed hebben. De toepasbaarheid op het bedrijf heeft de keuze wellicht vooral bepaald in het geval van een verbouwing. De productiekosten en de hoeveelheid arbeid die een systeem vraagt werden als minst belangrijke keuzecriteria voor een type huisvesting ervaren.

Alle leghennenhouders evalueerden de tevredenheid over de gemaakte keuze op verschillende aspecten neutraal tot positief. De leghennenhouders waren het meest tevreden over de gezondheid en het welzijn van de dieren en het minst tevreden (maar niet ontevreden) over de eiprijs en de marktvraag. De eiprijs was één van de belangrijkste redenen om te kiezen voor een systeem, toch is dit het criterium waar de leghennenhouder later het minst tevreden over was. “Dit komt mogelijk door de gedaalde eiprijs ten opzichte van 2012, wat een uitzonderlijk goed jaar was”, vermoeden ILVO en de landbouwadministratie.

De verschillende types huisvesting scoorden over het algemeen vergelijkbaar. Bij volièrehuisvesting viel de hoeveelheid en het type arbeid tegen in vergelijking met kleinvolières. Dit komt mogelijk doordat in volières dode dieren moeilijker verwijderd kunnen worden en doordat buitennesteieren manueel moeten worden geraapt. Ook de slechtere arbeidsomstandigheden in volières kunnen hiertoe bijgedragen hebben. De stof- en ammoniakconcentraties zijn groter in niet-kooisystemen, dit kan leiden tot gezondheidsproblemen, zowel voor de dierverzorger als voor de leghennen. Verrijkte kooien scoorden merkelijk beter op het vlak van ervaren diergezondheid dan volières.

Over het algemeen scoorden leghennenhouders alternatieve systemen negatief ten opzichte van de klassieke kooien. Enkel dierenwelzijn en vraag van de klant/eiprijs werden positief beoordeeld ten opzichte van de legbatterij. De verrijkte kooi scoorde vrij gelijkaardig als de klassieke kooi, behalve op het vlak van dierenwelzijn. Aan de verrijkte kooi werd een beter welzijn toegeschreven dan aan de klassieke batterij. Het type arbeid, de hoeveelheid arbeid en de operationele kosten werden bij volières en grondhuisvesting slechter ingeschat dan bij de klassieke batterijen.

In deze enquête werd meer aandacht besteed aan systemen met vrije uitloop in vergelijking met de eerdere bevraging in 2010. Tien procent van de hennen kregen vrije uitloop, al of niet volgens biologische productiewijze. Gemiddeld konden de dieren bijna 26 dagen per maand, gedurende bijna negen uur per dag, gebruikmaken van de uitloop. De belangrijkste reden om voor dit system te kiezen was de marktvraag. Deze eieren werden duurder verkocht en de vraag was stijgend. De inpasbaarheid op het bedrijf was de tweede belangrijkste reden. Er moet namelijk voldoende ruimte rond het bedrijf ter beschikking zijn om de vrije uitloop te kunnen waarmaken (4 m² per hen).

Vrije uitloop gaat zowel met voor- als nadelen gepaard. Diergezondheid en productieresultaten werden als negatief ervaren, waarbij diergezondheid enkel negatief werd bekeken door bedrijfsleiders zonder ervaring met vrije uitloop. Het welzijn van de dieren werd als een positief aspect beschouwd door diegenen die ook praktische ervaring hadden met vrije uitloop.

Beeld: Departement Landbouw en Visserij

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek