Kritiek uit onverwachte hoek op betoog aanbodbeheersing

In het kamp van Wervel worden bedenkingen geplaatst bij het betoog van professor Landbouweconomie Jeroen Buysse (UGent) tijdens een door Fedagrim georganiseerde studiedag over de toekomst van de landbouw. Buysse bepleitte een vrijwillige aanbodbeperking met vergoeding door de overheid. Hij ziet dit als het beste antwoord op de onzekere marktprijzen die boeren en tuinders in een wurggreep houden. Spontaan roept dat de vraag naar het kostenplaatje op, maar in andere sectoren struikelt de overheid daar schijnbaar niet over want anders zou de autosector geen technische werkloosheid wegens dreigende overproductie kunnen inroepen. Volgens Wervel wordt dit echter te gemakkelijk vereenzelvigd met een uitkering van de staat aangezien de werkloosheidsvergoeding via de sociale zekerheidsbijdragen afgehouden werd van het brutoloon.
18 november 2016  – Laatste update 4 april 2020 15:31
Lees meer over:

In het kamp van Wervel worden bedenkingen geplaatst bij het betoog van professor Landbouweconomie Jeroen Buysse (UGent) tijdens een door Fedagrim georganiseerde studiedag over de toekomst van de landbouw. Buysse bepleitte een vrijwillige aanbodbeperking met vergoeding door de overheid. Hij ziet dit als het beste antwoord op de onzekere marktprijzen die boeren en tuinders in een wurggreep houden. Spontaan roept dat de vraag naar het kostenplaatje op, maar in andere sectoren struikelt de overheid daar schijnbaar niet over want anders zou de autosector geen technische werkloosheid wegens dreigende overproductie kunnen inroepen. Volgens Wervel wordt dit echter te gemakkelijk vereenzelvigd met een uitkering van de staat aangezien de werkloosheidsvergoeding via de sociale zekerheidsbijdragen afgehouden werd van het brutoloon.

Onzekere marktprijzen worden door driekwart van de Belgische land- en tuinbouwers gezien als het grootste probleem waar ze mee geconfronteerd worden. En 97 procent van hen vindt de prijs voor hun producten te laag. Bovendien heeft 94 procent het gevoel dat ze geen zeggenschap hebben over die prijzen. Dit zijn enkele bevindingen uit een enquête die iVox uitvoerde in opdracht van toeleveranciersfederatie Fedagrim. De resultaten van de enquête zijn zo verontrustend – vier op de tien respondenten verwacht bijvoorbeeld geen boer meer te zijn over tien jaar – dat Fedagrim besloot tot de organisatie van een Staten-Generaal over de toekomst van de Belgische landbouw.

Op die Staten-Generaal mocht professor Jeroen Buysse zijn licht laten schijnen over de prijzenproblematiek. Hij bestreed het idee dat lage prijzen ervoor zorgen dat boeren meer produceren om hun inkomen op niveau te houden. “Niet de lage prijzen zijn hier de drijvende kracht, wel de technologische vooruitgang. Die zorgt ervoor dat er meer kan geproduceerd worden, waardoor de prijzen dalen”, aldus Buysse. Bij Wervel zien ze dat anders. Vrijwilliger Wies De Troch: “De mogelijkheden van de technologie zijn één zaak, de individuele beslissing van een landbouwer om door inzet van de technologie de productie te verhogen, is een andere zaak.”

Volgens Buysse resulteren lage prijzen uiteindelijk in minder investeringen op landbouwbedrijven zodat de productie daalt en de markt zich herstelt. De realiteit is harder volgens De Troch: “Door de lage prijzen zijn er minder zonen en dochters die in de voetsporen van hun ouders willen treden. Landbouwers die nog niet aan het einde van hun carrière zijn, rekenen erop dat de productie-uitval op een ander bedrijf dan dat van henzelf gebeurt. Dat is geen economisch efficiënte en al helemaal geen sociaal verantwoorde aanpak van de marktcorrectie.”

Wervel vindt het fout om de marktwerking van een sector met duizenden landbouwbedrijven te beschouwen zoals een markt waarin maar een handvol mondiale spelers actief zijn, denk bijvoorbeeld aan de auto-industrie. “De landbouwmarkt heeft vanwege zijn specificiteit nood aan een centraal beheer van het productievolume”, argumenteert Wies De Troch, die met heimwee terugdenkt aan het oude quotasysteem in de Europese melkveehouderij.

De professor ziet geen duidelijke relatie tussen quota en stabiele prijzen. “Zeker voor producten waarvoor we netto-exporteur zijn, zoals melk, is die relatie er niet”, verklaarde hij. Dat gaat er bij De Troch niet in gelet op de stijgende melkproductie, marktoverschotten en dalende prijzen sinds het loslaten van het quotum. “Het gaat niet om het beperken van de handel, wel om het beperken van de productie, of nog juister: het regelen van het aanbod.”

De vorige zuivelcrisis dateert van 2009, quotumtijdperk dus, maar daardoor laat Wervel zich niet uit het lood slaan. “Die crisis is er gekomen door de drastische verlaging van de interventieprijzen en het verlagen van de invoerbescherming enerzijds, en de structureel te hoge Europese zuivelproductie anderzijds. Door het overschot op de Europese zuivelbalans deed de wereldwijde financiële crisis, met een krimpende vraag naar zuivel tot gevolg, de lage wereldmarktprijzen ook binnen de EU voelen. De instrumenten om de markt te beschermen, waren immers weggevallen.”

De oplossing waar de Gentse landbouweconoom mee op de proppen kwam, is een vrijwillige aanbodbeperking waarbij de overheid de boer vergoedt wanneer hij zijn productie terugschroeft. Bestaande voorbeelden daarvan zijn de braakleggingsverplichting uit de jaren ’80 en ’90 en het recente melkreductieprogramma, dat weliswaar van meer nut was geweest bij het begin van de crisis. Wervel is niet overtuigd van dit systeem. Wies De Troch: “Wanneer dit systeem goed werkt, resulteert daar weliswaar een stabielere prijs uit maar de structurele evolutie (o.a. schaalvergroting, uitstroom van landbouwers) blijft wel haar gang gaan. Een quotumsysteem is een meer structurele oplossing.”

Door een systeem van melkquota – waarbij een interne dynamiek nog steeds mogelijk blijft en ook wenselijk is – kan volgens De Troch wel een voldoende en stabiel prijsniveau bekomen worden, gekoppeld aan het indien nodig vermijden of terugschroeven van productieoverschotten die tegen (te) lage prijzen buiten de EU worden afgezet. “Bovendien biedt dit, in tegenstelling met de vrijwillige en tijdelijke reductie, een structurele en evenwichtige oplossing waarbij de sterkste schouders (grootste bedrijven, zuivelindustrie) ook een grotere inbreng kunnen doen. Daarenboven biedt het de mogelijkheid om de productiecapaceit te spreiden tussen bedrijven en tussen regio's. In die zin zou ook het quotumbeleid uit het verleden in een andere richting moeten gaan en spreekt het vanzelf dat het opnieuw verhandelbaar maken van quota evenmin een goede zaak kan zijn.”

De vergelijking van vrijwillige aanbodbeheersing in de landbouw met het systeem van technische werkloosheid in de auto-industrie gaat er volgens De Troch van uit dat de zwakste schouders de crisis betalen in de wetenschap dat de sociale zekerheid de werkloosheid betaalt en de bijdragen daaraan net zoals inkomens zeer ongelijk zijn. “Ook in de autosector zou het eerlijker zijn indien de productiecapaciteit op niveau van de sector wordt geregeld op kosten van de aandeelhouders (bedrijfswinsten) en dus niet van de werknemers.”

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek