Nieuw actieplan zet verder in op eigen eiwitbronnen

Na een positieve evaluatie van het eerste Actieplan Alternatieve Eiwitbronnen hebben de Vlaamse overheid en de Beroepsvereniging van de Mengvoederfabrikanten (BEMEFA) beslist om een vervolgtraject uit te tekenen. Het streefdoel van dit tweede actieplan blijft om te komen tot optimale benutting van de eigen eiwitbronnen en het verminderen van de importafhankelijkheid van eiwit buiten Europa. “We streven naar evolutie, niet naar revolutie. Het is de bedoeling om stap voor stap vooruit te gaan”, zei Vlaams minister van Omgeving, Natuur en Landbouw Joke Schauvliege bij de voorstelling van het tweede actieplan op het mengvoederbedrijf Lambers-Seghers in Baasrode.
6 juni 2016  – Laatst bijgewerkt om 4 april 2020 15:28
Lees meer over:

Na een positieve evaluatie van het eerste Actieplan Alternatieve Eiwitbronnen hebben de Vlaamse overheid en de Beroepsvereniging van de Mengvoederfabrikanten (BEMEFA) beslist om een vervolgtraject uit te tekenen. Het streefdoel van dit tweede actieplan blijft om te komen tot optimale benutting van de eigen eiwitbronnen en het verminderen van de importafhankelijkheid van eiwit buiten Europa. “We streven naar evolutie, niet naar revolutie. Het is de bedoeling om stap voor stap vooruit te gaan”, zei Vlaams minister van Omgeving, Natuur en Landbouw Joke Schauvliege bij de voorstelling van het tweede actieplan op het mengvoederbedrijf Lambers-Seghers in Baasrode.

Het eerste plan dateert van 2011 en liep eind vorig jaar af. Op vijf jaar tijd is de afhankelijkheid van Vlaanderen van de import van plantaardig eiwit van buiten Europa gedaald. Met een afhankelijkheid van 50 procent scoort Vlaanderen een stuk beter dan het Europese gemiddelde (75%), maar de noodzakelijke importhoeveelheden zijn nog steeds substantieel. “Een duurzaamheidstraject eindigt natuurlijk ook niet na een periode van vijf jaar. Aangehouden inspanningen over lange termijn zijn daarvoor nodig. Vandaar ook de noodzaak om een tweede Actieplan Alternatieve Eiwitbronnen op te zetten”, aldus Schauvliege.

Dit vervolgplan bouwt voort op de realisaties van het vorige. Opnieuw wordt er gewerkt met vijf hefbomen, maar de acties die eronder vallen, zijn afgestemd op de actuele toestand en de nieuwste ontwikkelingen. Via de eerste hefboom ‘sensibilisering en voorlichting’ wil men het belang van grasland en mengteelten van gras en vlinderbloemigen benadrukken als lokale eiwitbron. “Een goede grasproductie en -kwaliteit en een beredeneerde inpassing in het rantsoen van runderen beïnvloeden rechtstreeks en in belangrijke mate hoeveel eiwit via het krachtvoeder moet worden bijgepast. Landbouwers moeten op dat vlak blijvend gecoacht worden”, stelde Geert Rombouts van het Departement Landbouw en Visserij.

Met de tweede hefboom ‘bewustmaking binnen de EU’ willen de initiatiefnemers van het actieplan bij Europa aandringen om een stimulerend beleid te voeren om in alle lidstaten de zelfvoorzieningsgraad van plantaardig eiwit binnen de EU op te krikken. “Vlaanderen zal bovendien pleiten voor een veilig hergebruik van diermeel, want het gebruik daarvan is sinds de BSE-crisis verboden. Ook willen we bijdragen aan het uitwerken van een wettelijk kader voor het gebruik van insecten in diervoeders”, stelde Rombouts.

De hefboom ‘stimuleren van praktijkgericht onderzoek’ ziet onderzoek als basisvoorwaarde voor innovatie. “Onderzoek moet ervoor zorgen dat de mogelijkheden tot het gebruik van alternatieve eiwitbronnen in diervoeders maximaal geëxploiteerd wordt”, klinkt het. Daarvoor wil de werkgroep ‘onderzoek alternatieve eiwitbronnen’, getrokken door ILVO, het onderzoek in binnen- en buitenland inventariseren en initiëren. Andere onderzoeksprojecten zijn onder meer het Strategisch Platform Insecten en het onderzoek naar de mogelijkheden voor de teelt van soja in Vlaanderen.

‘Subsidiëring en stimuleren van landbouwers via specifieke maatregelen’ vormt de vierde hefboom. “Stimuleren van bepaalde teelten kan alleen binnen het Europees wettelijk kader. We denken hierbij aan het behouden van steun voor de teelt van vlinderbloemigen, zoals momenteel voorzien is in het GLB. Deze maatregel kent veel bijval bij de landbouwers, want de kaap van 10.000 hectare is al overschreden”, vertelde Rombouts. Een andere optie is de erkenning van soja als ecologisch aandachtsgebied (EAG).

De laatste hefboom gaat over ‘het in kaart brengen van valorisatiepaden van nevenstromen’. De veehouderij neemt vandaag al heel wat hoogwaardige reststromen van de voedingsmiddelenindustrie af, bijvoorbeeld bietenpulp, bierdraf, moutkiemen, enz. “Sinds kort zijn daar ook de nevenproducten van de bio-ethanolproductie bijgekomen. Men mag dit zien als schoolvoorbeeld van een circulaire economie”, beweerde Geert Rombouts. Volgens hem wordt er ook gekeken naar nieuwe potentiële nevenstromen, zoals onverkochte overschotten van groenten en fruit bij de veilingen. In het Feed Design Lab zullen hiervoor de nodige experimenten uitgevoerd worden.

Nieuw is dat het actieplan nu begeleid wordt door een kadernota. “Hiermee hebben we een instrument willen creëren dat onze duurzaamheidsstrategie op een beknopte wijze samenvat. Het is de bedoeling om de kadernota op jaarbasis te actualiseren”, sprak Yvan Dejaegher, directeur-generaal van BEMEFA. Die kadernota bestaat uit drie pijlers: voedselveiligheid als basis voor de duurzaamheidsstrategie, het platform maatschappelijk verantwoorde diervoederstromen en feiten en cijfers over het eiwitgebruik in de diervoederindustrie.

Meer informatie: Actieplan Alternatieve Eiwitbronnen 2016-2020

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek