Nitraat in grondwater komt wel degelijk van landbouw

Eind maart organiseerden de Vlaamse Landmaatschappij en de Vlaamse Milieumaatschappij een studievoormiddag over de relatie tussen bemesting en nitraat in het grondwater. De belangstelling was zoals verwacht groot want het zesde mestactieplan is het eerste in zijn soort dat de lat voor landbouwers hoger legt omdat in bepaalde regio's de grondwaterkwaliteit niet voldoet. Daar hebben de landbouworganisaties moeite mee, vooral omdat er plots nieuwe probleemzones ontstaan op plaatsen waar de oppervlaktewaterkwaliteit onder controle leek. Het effect van bemesting op grondwater is minder duidelijk, maar het is er vast en zeker wel toonde professor Kristine Walraevens (UGent) aan. In ongeveer één op de drie meetpunten in ondiep grondwater wordt de nitraatnorm overschreden.
5 april 2019  – Laatste update 4 april 2020 15:46
Lees meer over:

Eind maart organiseerden de Vlaamse Landmaatschappij en de Vlaamse Milieumaatschappij een studievoormiddag over de relatie tussen bemesting en nitraat in het grondwater. De belangstelling was zoals verwacht groot want het zesde mestactieplan is het eerste in zijn soort dat de lat voor landbouwers hoger legt omdat in bepaalde regio's de grondwaterkwaliteit niet voldoet. Daar hebben de landbouworganisaties moeite mee, vooral omdat er plots nieuwe probleemzones ontstaan op plaatsen waar de oppervlaktewaterkwaliteit onder controle leek. Het effect van bemesting op grondwater is minder duidelijk, maar het is er vast en zeker wel toonde professor Kristine Walraevens (UGent) aan. In ongeveer één op de drie meetpunten in ondiep grondwater wordt de nitraatnorm overschreden.

Het zesde mestactieplan deelt Vlaanderen op in vier gebiedstypes (0-1-2-3) naargelang de waterkwaliteit. Bij de afbakening is in eerste instantie naar de oppervlaktewaterkwaliteit gekeken, maar vervolgens ook naar de grondwaterkwaliteit. Dat is nieuw, en het heeft vaak tot gevolg dat nog grotere inspanningen van landbouwers verwacht worden. De gebiedsgerichte benadering uit MAP 5 wordt dus voortgezet in MAP 6. Vooral de indeling van percelen in gebiedstype 2 en 3 heeft ingrijpende gevolgen voor de betrokken landbouwers. Daar neemt de bemestingsnorm voor stikstof richting 2022 ieder jaar een beetje af. Tegelijk vergroot stapsgewijs het areaal waarop een landbouwer na de oogst grasland of een vanggewas moet inzaaien.

Bij het beoordelen van de oppervlaktewaterkwaliteit wordt voortaan gekeken naar het gemiddelde van alle MAP-meetpunten in een afstroomzone. Dat komt tegemoet aan de kritiek van de landbouworganisaties dat één piek in de nitraatconcentratie een MAP-meetpunt rood deed kleuren. Minder gelukkig zijn ze met de verhoging van het gebiedstype indien de grondwaterkwaliteit ondermaats is op die plek. Het Algemeen Boerensyndicaat uitte openlijk twijfels over de wetenschappelijke onderbouwing van de sterke koppeling in het nieuwe mestbeleid tussen bemesting en grondwaterkwaliteit.

Die kritiek werd eind vorige maand gepareerd met een studiedag over bemesting en nitraat in het grondwater. Organisatoren VLM en VMM nodigden professor Kristine Walraevens (UGent) uit voor een wetenschappelijke toelichting. Haar presentatie leert dat het voorkomen van nitraat in grondwater afhangt van drie factoren. Om te beginnen is dat de aanvoer van nitraat naar de grondwatertafel. Het nitraat geraakt verspreid door transport met het grondwater. Chemische reacties kunnen nitraat reduceren en zodoende de verspreiding afremmen of stoppen.

Factoren twee en drie houden verband met de hydrogeologische kenmerken van het grondwaterreservoir. Professor Walraevens liet er evenwel geen twijfel over bestaan dat infiltratie vanuit landbouwpercelen aan de oorsprong van het probleem ligt. Wat er in het najaar aan stikstof in de bodem nog rest omdat het niet door het landbouwgewas is opgenomen, spoelt onder invloed van regenval uit. “Veronderstellend dat het volledige nitraatresidu van 90 kilo per hectare – de wettelijke norm – op een perceel met zandgrond uitspoelt, dan spoelt er 200 mg nitraat per liter water naar het grondwater. Op die manier kan de norm van 50 mg op het niveau van de grondwatertafel nooit gehaald worden.”

De landbouworganisaties hebben wel een punt wanneer ze stellen dat de relatie niet altijd één-op-één zo duidelijk is. Dat is bijvoorbeeld zo omdat in de peilbuis grondwaterstromen van verschillende afstanden en diepten gemengd worden. Langsheen de stroomlijnen treedt menging op van jonger en ouder water. Op laag gelegen plaatsen zoals beekvalleien heb je opwaartse grondwaterstroming zodat ook dieper, en mogelijk nitraatvrij, grondwater opgevangen wordt in ondiepe peilbuizen.

De Vlaamse Milieumaatschappij maakt de essentie van het probleem glashelder met behulp van een video: “De snelheid waarmee nitraat door regenval doordringt in de bodem hangt onder meer af van de bodemsamenstelling. Eens het nitraat het grondwater bereikt, wordt een deel meegevoerd naar diepere lagen waar geen zuurstof aanwezig is. Daar wordt het afgebroken door micro-organismen en vormt het geen probleem. In het bovenste zuurstofrijke grondwater is nitraat stabiel. Ondiep nitraatrijk grondwater is niet goed voor mens en dier. In ongeveer een derde van de meetpunten wordt de nitraatnorm overschreden. Het grootste deel van het nitraat in het grondwater is maar korte tijd onderweg en komt dus van dichtbij. Aan de ondergrond en grondwaterstroming kunnen we niets veranderen. We kunnen wel de verontreiniging met nitraat vanuit de bodemlaag verminderen door de bemesting oordeelkundig uit te voeren.”

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek