Overheid verfijnt regels voor bufferstroken

Landbouwers hebben voortaan de keuze uit een reeks van maatregelen wanneer ze in het kader van de GLB-randvoorwaarden verplicht zijn om erosie te bestrijden. Na evaluatie is ervoor gekozen om de landbouwer meer ruimte te laten om zijn eigen expertise te integreren in de erosiebestrijding. Aan de hand van keuzepakketten kan de landbouwer nu kiezen voor de maatregelen die het best passen in zijn bedrijfsvoering. Eén van de keuzepakketten bestaat uit de aanleg van bufferstroken. Hiervoor moet de landbouwer samenwerken met een erosiecoördinator of een bedrijfsplanner.
21 april 2016  – Laatst bijgewerkt om 4 april 2020 15:27
Lees meer over:

Landbouwers hebben voortaan de keuze uit een reeks van maatregelen wanneer ze in het kader van de GLB-randvoorwaarden verplicht zijn om erosie te bestrijden. Na evaluatie is ervoor gekozen om de landbouwer meer ruimte te laten om zijn eigen expertise te integreren in de erosiebestrijding. Aan de hand van keuzepakketten kan de landbouwer nu kiezen voor de maatregelen die het best passen in zijn bedrijfsvoering. Eén van de keuzepakketten bestaat uit de aanleg van bufferstroken. Hiervoor moet de landbouwer samenwerken met een erosiecoördinator of een bedrijfsplanner.

Op zeer hoog erosiegevoelige percelen (paars ingekleurd) en in bepaalde gevallen ook op hoog erosiegevoelige percelen (rood ingekleurd) moeten landbouwers een bufferstrook aanleggen in overleg met een bedrijfsplanner of erosiecoördinator. Die heeft tijdens een dergelijk overleg de gelegenheid om de landbouwer te motiveren en te sensibiliseren om de gepaste maatregelen te treffen in de strijd tegen erosie en om eventueel meer te doen dan wat hij strikt gezien moet doen binnen de randvoorwaarden van het GLB, bijvoorbeeld aan de hand van een beheerovereenkomst.

Om de samenwerking op het terrein te concretiseren, hebben het Departement Landbouw en Visserij, de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) en het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie een regeling afgesproken die zowel op de paarse als de rode percelen van toepassing is. Ofwel kiest de landbouwer voor de standaardinvulling in functie van het type perceel, ofwel kiest de landbouwers voor een invulling op maat van het perceel waarbij hij advies inwint bij een bedrijfsplanner of een erosiecoördinator. In dat geval bezorgt die aan de landbouwer een attest of een equivalent bewijs van de samenwerking tussen landbouwer en bedrijfsplanner of erosiecoördinator.

In dat attest is opgenomen hoe de landbouwer het keuzepakket bufferstrook moet invullen om in orde te zijn met de erosievoorschriften in de randvoorwaarden van het Europees landbouwbeleid. Bij een controle moet de boer dat attest of equivalent bewijs kunnen voorleggen aan de controleur. De uitvoering op het terrein moet overeenkomen met wat er in het attest staat en bovendien legt de overheid op dat de invulling via het attest minstens even effectief moet zijn als de standaardinvulling. Afhankelijk van het type helling (uniforme helling, droge vallei of complexe topografie) is de standaardinvulling telkens anders bepaald.

Wie voor een perceel met een uniforme helling de standaardinvulling kiest, die moet zorgen dat er onderaan elk afhellend gedeelte van het perceel een grasbufferstrook van minstens negen meter breed wordt aangelegd. Wie wil afwijken van deze standaardinvulling, moet samenwerken met een bedrijfsplanner of erosiecoördinator moet een attest hebben dat de ligging en de breedtes van de grasbufferstroken bepaalt. Daarbij kan er afgeweken worden van de minimumbreedte van negen meter.

Percelen met een droge vallei moeten volgens de standaardinvulling een grasgang hebben van minstens 12 meter breed. Landbouwers die wensen af te wijken van die standaard, hebben een attest nodig. Dat attest bepaalt de ligging van de grasgang en de breedtes ervan. Wanneer percelen een complexe topografie vertonen, kan er gekozen worden voor een graszone of voor een dam uit plantaardige materialen, al dan niet in combinatie met een grasbufferstrook.

De standaard voor zowel een graszone als voor een dam uit plantaardig materiaal bepaalt dat onderaan elk afhellend gedeelte van het perceel een grasbufferstrook van minstens negen meter moet aangelegd worden en in elke droge vallei is een grasgang van minstens 12 meter vereist. Wie hiervan wil afwijken moet dit doen in overleg met een bedrijfsplanner of erosiecoördinator en heeft hiervoor een attest nodig. Dit attest bepaalt de ligging en de breedtes van de graszones en de ligging van de dammen uit plantaardig materiaal.

Meer informatie: Randvoorwaarden erosiebestrijding

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek