Overleeft Europese evaluatieprocedure glyfosaat-hetze?

In de Europese toelatingsprocedure voor gewasbeschermingsmiddelen is het de fabrikant die moet kunnen aantonen dat een stof veilig op de markt kan worden gebracht. Zij dragen dus zelf de kosten van het onderzoek door erkende labo’s. Dezelfde methodiek wordt ook toegepast bij de introductie van nieuwe geneesmiddelen, maar ligt toch onder vuur vanwege de verwarring die ontstaan is over de veiligheid van de onkruidbestrijder glyfosaat. “Voor genees- en gewasbeschermingsmiddelen doen geaccrediteerde onderzoekscentra de toxicologische testen volgens dezelfde of gelijkaardige kwaliteitseisen”, verzekert Peter Jaeken van sectorfederatie Phytofar. Aan de Europese voedselveiligheidsautoriteit EFSA vragen we hoe haalbaar het is dat zij dit onderzoek in eigen beheer zouden doen.
9 mei 2017  – Laatste update 4 april 2020 15:34
Lees meer over:

In de Europese toelatingsprocedure voor gewasbeschermingsmiddelen is het de fabrikant die moet kunnen aantonen dat een stof veilig op de markt kan worden gebracht. Zij dragen dus zelf de kosten van het onderzoek door erkende labo’s. Dezelfde methodiek wordt ook toegepast bij de introductie van nieuwe geneesmiddelen, maar ligt toch onder vuur vanwege de verwarring die ontstaan is over de veiligheid van de onkruidbestrijder glyfosaat. “Voor genees- en gewasbeschermingsmiddelen doen geaccrediteerde onderzoekscentra de toxicologische testen volgens dezelfde of gelijkaardige kwaliteitseisen”, verzekert Peter Jaeken van sectorfederatie Phytofar. Aan de Europese voedselveiligheidsautoriteit EFSA vragen we hoe haalbaar het is dat zij dit onderzoek in eigen beheer zouden doen.

Een nieuw gewasbeschermingsmiddel ontwikkelen kost ruim tien jaar tijd. Per actieve stof die in Europa een goedkeuring haalt, testen fabrikanten zo’n 150.000 kandidaat-stoffen. “De interne selectie is zeer grondig en zeer streng”, zegt Peter Jaeken, secretaris-generaal van sectorfederatie Phytofar die in België de gewasbeschermingsmiddelenindustrie vertegenwoordigt. “Het regelgevend proces is complex doch transparant, met diverse inspraakmogelijkheden voor wetenschappers van verschillende disciplines maar ook voor burgers en middenveldorganisaties.”

De meeste fabrikanten van gewasbeschermingsmiddelen patenteren zeer snel beloftevolle moleculen om zich te beschermen tegen plagiaat. Zo’n patent is een open bron van informatie in de zin dat de stoffen op die moment in het publiek domein komen. Om voor een actieve stof een markttoelating in de EU te verwerven, dienen fabrikanten het toelatingsdossier te stofferen met studies die de veiligheid van het product aantonen. Over de degelijkheid van dat studiewerk zegt Jaeken: “De studies mogen enkel uitgevoerd worden door onderzoekscentra die door de overheid formeel erkend zijn. Ze voldoen aan zeer hoge eisen en ondergaan om de paar jaar een uitgebreide externe evaluatie. Als de organisatie niet slaagt, dan wordt ze van de lijst geschrapt. Studies van dit labo worden dan niet langer aanvaard voor een toelatingsaanvraag.” Labo’s worden zowel met aangekondigde als onverwachte testen op de proef gesteld.

Het is meestal niet één labo dat testen doet in opdracht van een gewasbeschermingsmiddelenfabrikant. Voor diverse testprocedures moeten meerdere proeven, en herhalingen per proef, worden aangeleverd zodat onderzoekscentra over gans de wereld hun bijdrage leveren aan een toelatingsdossier. Om resultaten te kunnen vergelijken, worden testprocedures opgelegd die internationaal overeengekomen (OESO), gevalideerd en publiek beschikbaar zijn. Deze worden uitgewerkt op internationale fora met diverse specialisten van overheid, wetenschap en industrie.

De resultaten moeten integraal, samen met de ruwe data, aan onafhankelijke overheden en agentschappen in diverse werelddelen voorgelegd worden. Deze doen op hun beurt soms beroep op onafhankelijke experten. Geen enkel systeem is perfect, maar de gewasbeschermingsmiddelenindustrie wil duidelijk maken dat de Europese toelatingsprocedure robuust in elkaar zit. “Gelijkaardige evaluatiesystemen zijn van toepassing in de gezondheidssector. Een vrij logisch onderscheid tussen farmacie en phytofarmacie is dat het testen van gewasbeschermingsmiddelen op proefpersonen bij wet verboden is”, klinkt het.

De Europese voedselveiligheidsautoriteit EFSA beoordeelt vooral de informatie aan de bron, namelijk de originele studies die vallen onder het strenge kwaliteitssysteem dat hierboven beschreven werd. Andere publicaties, overzichtsstudies en wetenschappelijk publicaties worden eveneens door EFSA geëvalueerd. Als bedrijven dergelijke studies financieren, staat dat in een aparte rubriek vermeld. Indien de overheid deze studies waardevol acht, worden ze ook bestudeerd. De overheden kunnen dan beslissen of ze dit relevant achten of niet. “Informatie die van onze sector komt, heeft doorgaans weinig last van gebrek aan feitencontrole. Onze info wordt bestudeerd met een vergrootglas”, aldus Peter Jaeken.

De woordvoerder van de gewasbeschermingsmiddelenindustrie in ons land heeft moeite met de heisa over de ‘Monsanto Papers’ omdat er voldoende waarborgen in de Europese toelatingsprocedure zijn ingebouwd om de kwaliteit van de aangeleverde gegevens te garanderen. VILT toetste dat af bij voedselveiligheidsautoriteit EFSA. Daar bevestigt men dat de wetgeving en de eigen richtlijnen niet van de poes zijn. Net zoals Jaeken verwijst de woordvoerder van EFSA naar de goede labopraktijken (GLP), een binnen de OESO afgesproken protocol dat de betrouwbaarheid van veiligheidstest op chemische stoffen garandeert. Hij voegt er aan toe dat het niet ongewoon is dat de experten van de lidstaten en EFSA met hun collega’s die in de industrie werkzaam zijn van mening verschillen over de interpretatie van de resultaten.

De hele heisa rond glyfosaat, en meer bepaald rond de uitgelekte e-mails van fabrikant Monsanto, leert dat het bijzonder moeilijk is om het grote publiek ervan te overtuigen dat de Europese toelatingsprocedure tegen een stootje kan. Zou het voor de geloofwaardigheid van een hele sector niet beter zijn dat EFSA de veiligheidstests van chemische stoffen in eigen beheer laat uitvoeren? “Een interessante piste”, reageert EFSA vanuit het Italiaanse Parma, “alleen weinig haalbaar als je weet dat we 40 tot 50 erkenningsdossiers per jaar behandelen die elk een prijskaartje hebben van meer dan 1 miljoen euro aan laboanalyses.” Dat geeft een idee van de publieke financiering die nodig zou zijn als je weet dat de volledige werking van EFSA nu draait op een jaarbudget van zowat 80 miljoen euro. De EFSA-woordvoerder zegt er nog bij dat de vraag naar de financieringswijze in de eerste plaats aan de politiek gesteld moet worden.

In eigen land wordt het gebruik en de verkoop van glyfosaat aan particulieren aan banden gelegd, “uit voorzorg”, zo is op te maken uit de verklaringen van de ministers Joke Schauvliege en Willy Borsus. Het lijkt er sterk op dat de geloofwaardigheid van wetenschappers in het algemeen en regulatoren zoals EFSA in het bijzonder een knauw heeft gekregen door het dispuut rond de kankerverwekkende eigenschappen van glyfosaat en de dubieuze rol die Monsanto speelde. “Het is normaal in de wetenschap dat zienswijzen kunnen verschillen”, countert de woordvoerder van EFSA. “Van tijd tot tijd dienen beleidsmakers moeilijke beslissingen te nemen in dossiers waar er onzekerheid heerst of wetenschappers het oneens zijn. Het is de taak van die laatsten om beleidsmakers zo duidelijk mogelijk te maken waarover ze het niet eens zijn.”

In het geval van glyfosaat is er van onenigheid naar verluidt weinig sprake omdat een lange lijst autoriteiten geen verband zien met de ontwikkeling van kankers bij de mens: behalve EFSA zijn ook het EU-agentschap voor chemische stoffen ECHA, het pesticidenresidupanel van WHO en FAO en regulatoren uit alle windstreken die mening toegedaan. De meest recente uitspraak in dat verband is die van de Canadese regulator. Bij de hernieuwing van de markttoelating van glyfosaat is men ook in Canada tot de conclusie gekomen dat glyfosaat niet genotoxisch, noch carcinogeen is voor de mens. Blootstelling aan glyfosaat via residuen in voeding zou geen gevaar voor de volksgezondheid inhouden en bij gebruik conform het etiket zou glyfosaat evenmin de omgeving schaden.

De woordvoerder van EFSA wil daar nog één iets aan toevoegen: “In een politieke context kan glyfosaat niettemin sociale, economische of ethische vragen oproepen en het is goed dat dit deel uitmaakt van het besluitvormingsproces. Een probleem rijst er pas als ‘slecht uitgevoerde’ of ‘eenzijdige’ studies misbruikt worden in dit maatschappelijke debat want dat ondermijnt de rol van wetenschappers in onze samenleving.”

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek