Stabiele veestapel en mestproductie in Vlaanderen

Uit het nieuwe Mestrapport blijkt dat er in 2017 weinig veranderd is aan de productie van dierlijke mest ten opzichte van voorgaande jaren. Met ongeveer 128,2 miljoen kilo stikstof en 60,3 miljoen kilo fosfaat blijft die ongeveer stabiel. Achter de gelijk blijvende mestproductie gaan wel veranderingen in de veestapel schuil: de varkensstapel neemt verder af, de rundveestapel lijkt te stabiliseren en bij het pluimvee wordt een verdere groei vastgesteld. Door de aanscherping van de fosfaatbemestingsnormen kan er minder dierlijke mest aangewend worden op landbouwgrond. Daar wordt een mouw aan gepast door mestverwerking.
11 december 2018  – Laatste update 4 april 2020 15:44
Lees meer over:

Uit het nieuwe Mestrapport blijkt dat er in 2017 weinig veranderd is aan de productie van dierlijke mest ten opzichte van voorgaande jaren. Met ongeveer 128,2 miljoen kilo stikstof en 60,3 miljoen kilo fosfaat blijft die ongeveer stabiel. Achter de gelijk blijvende mestproductie gaan wel veranderingen in de veestapel schuil: de varkensstapel neemt verder af, de rundveestapel lijkt te stabiliseren en bij het pluimvee wordt een verdere groei vastgesteld. Door de aanscherping van de fosfaatbemestingsnormen kan er minder dierlijke mest aangewend worden op landbouwgrond. Daar wordt een mouw aan gepast door mestverwerking.

De hoeveelheid dierlijke mest in Vlaanderen wordt niet alleen bepaald door het aantal stuks vee op boerderijen. Ook de voeders en het staltype waarin de dieren gehuisvest zijn, spelen een rol. Het cijfer voor de jaarproductie aan mest (128,2 miljoen kg N en 60,3 miljoen kg P2O5) houdt rekening met de verminderde mestproductie door nutriëntenarme voeders, en met de emissieverliezen van stikstof uit stallen en mestopslagen naar de lucht. De mogelijkheid om de hoeveelheid nutriënten in de mest te verlagen, bestaat enkel voor varkens en pluimvee. Door de nutriëntenaanpak aan de bron via voeders is vorig jaar 14,8 miljoen kilo stikstof en 11,4 miljoen kilo fosfaat minder dierlijke mest geproduceerd.

Al tien jaar op een rij is de mestproductie vrij stabiel. Grote wijzigingen in de veestapel blijven dan ook uit. In 2017 telde Vlaanderen ongeveer 36 miljoen stuks pluimvee en 6,02 miljoen varkens. Daarnaast vertoefden er ook 1,33 miljoen runderen en 0,24 miljoen andere dieren op de boerderijen. Al een aantal jaren daalt de vleesveestapel en wordt er – onder invloed van het verdwijnen van het melkquotum – een toename bij het melkvee vastgesteld. In 2017 was die duidelijk minder sterk dan in de voorgaande jaren, en toont het jongvee jonger dan 1 jaar voor het eerst weer een afname (-3% t.o.v. 2016).

De krimpende varkensstapel is zichtbaar in alle diercategorieën (zeugen, biggen en vleesvarkens). In de pluimveehouderij zit de groei niet zozeer bij de leghennen maar wel bij de vleeskippen. Dankzij de uitbreidingsmogelijkheden mits mestverwerking groeit de vleeskippenhouderij exponentieel in de periode 2007-2017, tot 22,2 miljoen dieren in 2017.

In 2017 werd 42,2 miljoen kilo stikstof uit dierlijke mest verwerkt en geëxporteerd uit Vlaanderen. De aanscherping van de fosfaatbemestingsnormen in de loop van het vijfde mestactieplan heeft geleid tot een duidelijke daling van het gebruik van dierlijke mest op landbouwgrond. Er kon nog 90,6 miljoen kilo stikstof en 38,9 miljoen kilo fosfaat als ruwe mest afgezet worden op akkers en weiden. Rundermest wordt haast allemaal uitgereden op akkers en weiden, in tegenstelling tot kippenmest dat quasi allemaal verwerkt wordt en de vrachtwagen op gaat richting buitenland. Bij varkensmest is de verdeling mestafzet versus verwerking en export ongeveer fifty-fifty.

Vorig jaar werd aan 94.224 hectare landbouwgrond derogatie toegekend met het oog op een hogere mestgift (200 tot 250 kg N/ha in plaats van 170 kg) onder strikte voorwaarden. Dat komt overeen met 14 procent van het totale landbouwareaal in Vlaanderen en is een verdere, weliswaar beperkte toename. Vaak is het grasland waarvoor rundveehouders derogatie aanvragen. Het risico op een te hoog nitraatresidu op het einde van het seizoen is klein omdat gras veel stikstof nodig heeft om maandenlang te groeien.

Deze afname van het mestgebruik wordt gefaciliteerd door de verdere groei van de mestverwerking. In 2017 zijn vier nieuwe installaties opgestart: twee biologische mestverwerkingsinstallaties en twee biothermische drooginstallaties. Vlaanderen telt in totaal 124 operationele mestverwerkingsinstallaties, waarvan 111 installaties zijn ingeplant in agrarisch gebied en 13 installaties zijn gevestigd op een industrieterrein. Al deze bedrijven werken met vaste installaties. Mobiele mestverwerkers, die van boerderij naar boerderij rijden, zijn bij onze Noorderburen actief maar kennen wij hier niet.

Meer info: Mestrapport 2018

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek