Twee op drie bedrijven op platteland is niet-agrarisch

Agrarisch gebied wordt in Vlaanderen behalve voor landbouw in toenemende mate gebruikt voor andere economische activiteiten. Naar schatting 64 procent van alle ondernemingen die activiteiten ontplooien vanuit hoeves of landbouwgebied zijn niet-agrarisch. Volgens onderzoekster Anne Verhoeve (ILVO/KU Leuven/UGent) onderschatten de officiële statistieken de diversiteit in landgebruik op het Vlaamse platteland. Het merendeel (85%) van de geïnventariseerde activiteiten is niet conform de huidige regels inzake ruimtelijke ordening omdat er officieel geen bestemmings- of functiewijziging is gebeurd.
30 juni 2015  – Laatste update 4 april 2020 15:22

Agrarisch gebied wordt in Vlaanderen behalve voor landbouw in toenemende mate gebruikt voor andere economische activiteiten. Naar schatting 64 procent van alle ondernemingen die activiteiten ontplooien vanuit hoeves of landbouwgebied zijn niet-agrarisch. Volgens onderzoekster Anne Verhoeve (ILVO/KU Leuven/UGent) onderschatten de officiële statistieken de diversiteit in landgebruik op het Vlaamse platteland. Het merendeel (85%) van de geïnventariseerde activiteiten is niet conform de huidige regels inzake ruimtelijke ordening omdat er officieel geen bestemmings- of functiewijziging is gebeurd.

Anne Verhoeve onderzocht op het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) de inname van hoeves en landbouwgronden door niet-agrarische economische activiteiten. Een onderschat fenomeen, zo verkondigt Verhoeve na haar doctoraatsverdediging aan de KU Leuven. “Het werkelijke landgebruik op het platteland bestaat uit meer dan enkel landbouw, bos en natuur. In de agrarische gebouwen vestigen zich zienderogen andere economische activiteiten.”

Uit eerder onderzoek was al bekend dat 10 procent van de Vlaamse grond bestemd voor landbouw – in totaal is dat 750.000 hectare – in de praktijk wordt gebruikt voor niet-agrarische activiteiten. De grootste oppervlakte daarvan, 9 van de 10 procent, vloeit naar functies als verpaarding, vertuining en bebouwing. Eén procent van de geel ingekleurde percelen wordt ingenomen door niet-agrarische ondernemingen.

In oppervlakte (7.900 hectare) lijkt dat een beperkt fenomeen maar in aantal bedrijven is het dat allerminst. In het voor landbouwactiviteiten bestemd gebied zijn de niet-agrarische ondernemers veruit in de meerderheid tegenover land- en tuinbouwers. De verhouding ligt op 36 procent agrarische bedrijven tegenover 64 procent niet-agrarische economische activiteiten.

Anna Verhoeve: “Voor het eerst hebben we een goed zicht op de aantallen en de aard van de individuele initiatieven die zonder officiële bestemmings- of functiewijziging een niet-agrarische onderneming uitbouwen op agrarisch bestemd domein. De sluipende en ongecontroleerde urbanisatie komt bovenop de officieel gekende areaalverliezen ten gunste van woonuitbreiding, industrie en natuur en overtreft die in oppervlakte en snelheid.” Ze zet daar zelf één kanttekening bij, namelijk dat het vaak boeren zelf zijn of hun familie die zich vestigen als grondwerker, schrijnwerker, garagist of tuinaanlegger.

De reden waarom de verschuiving en toenemende verscheidenheid ongemerkt plaatsvond, is te vinden in de conventionele en hoofdzakelijk sectorale dataverzamelingsmethodes. Die brachten de functionele veranderingen van landbouwgebouwen en -grond niet in kaart. Dit onderzoek ontwikkelde een data-integratiesysteem waarbij een economische databank gekoppeld kon worden aan ruimtelijke data binnen een geografisch informatiesysteem. Het doorvoeren van functionele en ruimtelijke filters liet toe een inventaris op te stellen van alle niet-agrarische economische activiteiten die gevestigd zijn binnen zones bestemd voor professioneel landbouwgebruik.

In de 35 rurale gemeenten die in detail werden onderzocht, zijn er in totaal 1.530 niet-agrarische economische activiteiten geïdentificeerd. Daarvan behoorde één derde tot de industriële sector (hout- en metaal bewerking of voedselverwerking) en twee derden tot de dienstensector. Denk bij diensten aan kantoren, paramedische praktijken, architectenbureaus en kinderdagverblijven die niet zelden gevestigd zijn in hoeves op het platteland.

De onderzoekster detecteerde zeven motieven bij de ondernemers actief in agrarisch gebied: landbouwers die hun activiteiten uitbreiden voor meer inkomenszekerheid, familie van de boer die gebruikmaakt van de beschikbare ruimte op de hoeve voor een zelfstandige activiteit, een geleidelijke evolutie van landbouw naar niet-landbouw, een landelijke locatie is in trek vanwege de ruimte om er te wonen én te werken, een KMO-zone kan een te hoge drempel zijn voor een starter, voor yogacentra en andere ondernemingen die ‘wellness’ cultiveren is de plattelandsrust een onderdeel van de bedrijfsvoering en tot slot is er het type onderneming dat zijn toevlucht zoekt tot het agrarisch gebied omdat het systematisch geweigerd wordt op bedrijventerreinen vanwege een groot ruimtebeslag tegenover een lage tewerkstellingsgraad.

Een breed debat dringt zich volgens Verhoeve op over hoe verschillende geplande en ongeplande landgebruiken het toekomstig veranderende platteland vorm kunnen geven. In elk geval reikt de beleidsuitdaging volgens de onderzoeker verder dan het beter toepassen van de letter van de wet. Anna Verhoeve: “Uit de profielen van niet-agrarische economische activiteiten blijkt al dat een simpele reactie als ‘Ze moeten hier weg want ze horen hier niet’ té categorisch is. Het wordt een uitdaging om in het vernieuwde omgevingsbeleid van de Vlaamse overheid na te denken over oplossingen, grenzen en een kader waarmee de gemeenten maatgericht kunnen sturen.

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek