Vegaplan overtuigt op duurzaamheid maar mist bekendheid

Tijdens een seminarie over duurzaamheid georganiseerd door lastenboekbeheerder Vegaplan maakten groenteverwerker Ardo en de Tiense Suikerraffinaderij, twee belangrijke afnemers van Belgische akkerbouwers, duidelijk dat de proactieve aanpak van Vegaplan op vlak van kwaliteit en duurzaamheid aan de verwachtingen voldoet. Alleen mist Vegaplan internationaal uitstraling, wat de groenteverwerker en de suikerfabriek merken in hun contacten met klanten. Buiten kijf staat dat de certificatie van hun leveranciers, de landbouwers dus, als grote voordeel heeft dat dubbel werk vermeden wordt bij audits die verderop in de voedselketen vertrouwen geven in de productievoorwaarden.
7 juli 2017  – Laatste update 14 september 2020 14:41
Lees meer over:

Tijdens een seminarie over duurzaamheid georganiseerd door lastenboekbeheerder Vegaplan maakten groenteverwerker Ardo en de Tiense Suikerraffinaderij, twee belangrijke afnemers van Belgische akkerbouwers, duidelijk dat de proactieve aanpak van Vegaplan op vlak van kwaliteit en duurzaamheid aan de verwachtingen voldoet. Alleen mist Vegaplan internationaal uitstraling, wat de groenteverwerker en de suikerfabriek merken in hun contacten met klanten. Buiten kijf staat dat de certificatie van hun leveranciers, de landbouwers dus, als grote voordeel heeft dat dubbel werk vermeden wordt bij audits die verderop in de voedselketen vertrouwen geven in de productievoorwaarden.

Landbouwers voelen zowel bij hun afnemers als bij brede lagen van de maatschappij dat de verwachtingen op vlak van duurzaamheid toenemen. Dat dreigt te resulteren in een oncontroleerbare wildgroei aan eisen wanneer iedere afnemer van landbouwproducten, vaak op vraag van hun klanten en met de eindklant (consument) in het achterhoofd, zelf invulling geeft aan het begrip duurzaamheid. Voor de productie van akkerbouwteelten en industriegroenten is een betere oplossing uitgewerkt door kwaliteitsstandaard Vegaplan. Aan het lastenboek werden in 2014 duurzaamheidsvoorwaarden toegevoegd, waarbij een onderscheid werd gemaakt tussen eisen waar landbouwers 100 procent op moeten scoren, andere waar een onderscheiding (70%) volstaat en een resem voorwaarden die warm aanbevolen maar niet verplicht zijn.

In de praktijk is ook de nalevingsgraad voor de aanbevelingen bijzonder hoog, wat volgens Vegaplan-coördinator Gisèle Fichefet aanduidt dat landbouwers de principes van duurzaam telen goed respecteren. Nochtans ligt de lat zeker niet laag want anders zou de Belgische kwaliteitsstandaard voor plantaardige productie vorig jaar niet zilver en dit jaar zeker geen goud kunnen scoren in de benchmarking met SAI (Sustainable Agriculture Initiative). Het SAI-duurzaamheidsplatform werd in 2002 in het leven geroepen door Unilever, Nestlé en Danone. Inmiddels telt het een 80-tal leden, internationaal actieve voedings- en drankenbedrijven die primaire landbouwproducten aankopen voor verdere verwerking. “Voor de akkerbouwmatige teelten (o.a. granen, suikerbieten, aardappelen en industriegroenten) scoren we 100 procent op de basiscriteria en nog altijd 77 procent op de meer veeleisende criteria. De benchmarking met SAI is gebaseerd op 112 vragen rond de drie aspecten van duurzaamheid. Een goede score is cruciaal om bijkomende controles te kunnen vermijden”, licht Fichefet toe.

Enerzijds moet Vegaplan beantwoorden aan de hoge verwachtingen op vlak van duurzaamheid, anderzijds dient de certificatie op het terrein haalbaar, betaalbaar en controleerbaar te blijven, “en toegankelijk voor een groot aantal landbouwers”, zo benadrukt de coördinator van Vegaplan. Naar de tevredenheid omtrent de huidige aanpak werd gepolst bij twee belangrijke afnemers van landbouwproducten: groenteverwerker Ardo en de Tiense Suikerraffinaderij. Eva De Keyser, duurzaamheidsingenieur bij Ardo, legt uit dat controle op de volledige productieketen belangrijk is voor de groenteverwerker: vanop het veld (welke kwaliteit is te verwachten) tot intern in verwerking, verpakking, opslag en logistiek naar de klant toe. Richting telers van industriegroenten wordt Vegaplan-certificatie als een contractvoorwaarde gehanteerd. Ardo beschikt over een groot team van agronomen die landbouwers adviseren bij de teelt maar, zo zegt De Keyser, “we hebben niet de capaciteit om ook op het erf van de boer na te gaan hoe hij gewasbeschermingsmiddelen stockeert bijvoorbeeld.” Daarvoor vertrouwt de groenteverwerker op de certificatie voor Vegaplan.

Terwijl voedselveiligheid niet onderhandelbaar is, zijn de verwachtingen omtrent duurzaamheid bij de klanten van Ardo erg verschillend. “Unilever hanteert een eigen standaard die controles bij telers vereist. Anderen werken met een vragenlijst die Ardo zelf kan invullen”, getuigt de duurzaamheidsingenieur. Ook niet ongewoon is dat kopers van diepvriesgroenten bijkomende eisen stellen op vlak van pesticidengebruik en traceerbaarheid. “Voor ons is de Vegaplan-certificatie van landbouwbedrijven een goed antwoord daarop want zowel wettelijke eisen als geïntegreerde gewasbescherming en bijkomende eisen inzake duurzaamheid zitten daarin vervat.” De Belgische groenteverwerker ziet liefst dat de Vegaplan-aanpak in andere landen gekopieerd wordt. “Vegaplan en de kwaliteitsstandaard VVAK in Nederland zijn uitwisselbaar, maar in landen als Spanje en Italië is het wachten tot ook daar gelijkaardige initiatieven ontstaan. Vegaplan daar simpelweg kopiëren spreekt niet vanzelf want het lastenboek is hier lokaal gegroeid, geënt op de Belgische wetgeving en op de beste landbouwpraktijken die niet overal dezelfde zijn.

Nog een keer expliciet gevraagd naar de voordelen van Vegaplan antwoordt Eva De Keyser: “De lage kostprijs doordat landbouwbedrijven éénmaal om de drie jaar een audit doormaken, de wettelijke eisen die erin vervat zitten en de snelheid waarmee het lastenboek aangepast werd aan geïntegreerde gewasbescherming bijvoorbeeld. Bij internationale kwaliteitssystemen zoals GlobalG.A.P en SAI duurt het veel langer om een verandering door te voeren.” Het grote nadeel van Vegaplan is dat Ardo ervaart dat het Belgische lastenboek niet dezelfde uitstraling geniet als voornoemde internationale standaarden. “Aan klanten die wereldwijd actief zijn, dienen we uit te leggen wat Vegaplan inhoudt. Vaak volstaat dat, maar even frequent eisen ze toch een internationaal erkende kwaliteitsgarantie. Daarom is de benchmarking met SAI zo nuttig.”

Südzucker, de moederholding van de Tiense Suikerraffinaderij, voegde zich tijdens de Wereldexpo in Milaan (2015) bij de andere grote afnemers van landbouwgrondstoffen die voor de certificatie van hun grondstoffenstromen rekenen op SAI. De Duitse voedingsreus is ook actief in België, Nederland, Frankrijk en Polen en heeft dus een goed beeld van de conformiteit van nationale kwaliteitsstandaarden met SAI. Op het niveau van de landbouwers is de score ‘zilver’, waarbij de Duitse leveranciers van suikerbieten het dichtst aanleunen bij goud. Verspreid over deze vier landen leveren 32.500 landbouwers suikerbieten aan in totaal 20 fabrieken van de Südzucker-groep.

“De Belgische kwaliteitsstandaard Vegaplan staat voor ons synoniem met één audit voor kwaliteit, duurzaamheid, traceerbaarheid en voedselveiligheid. Een positief punt is dat het lastenboek voor gans België is opgezet en niet verschillend is per gewest”, zegt Sylvie Decaigny van de Tiense Suikerraffinaderij. “Vegaplan is voor ons als afnemer de garantie dat wij op onze twee oren mogen slapen wat de landbouwgrondstoffen betreft, maar naar onze klanten toe mist het weerklank.” Zeven op de tien Belgische leveranciers van suikerbieten zijn Vegaplan-gecertificeerd. De suikerfabriek wil de 100 procent bereiken.

Om de duurzaamheid van bietenteelt zit de agromanager van de suikerfabriek niet verlegen: “Bieten nemen veel CO2 op via hun blad en scoren heel goed qua CO2-voetafdruk. Qua rendement staan Belgische bietentelers in de top drie. In Duitsland is de opbrengst tussen 1990 en 2014 verhoogd van 49 naar 80 ton suikerbieten per hectare. Gelijktijdig daalde de stikstofinput van 145 naar 100 kilo en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen van 28 naar 7 liter. Aanklevende aarde en andere ongewenste tarra wordt hoe langer hoe minder getransporteerd (daalde van 10 naar 6,7%). Het areaal suikerbieten dat gezaaid wordt na een niet-kerende bodembewerking steeg van 9 naar 45 procent.” Voor België zijn de cijfers gelijkaardig, voegt Decaigny er nog aan toe.

Specifiek over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen wil ze nog kwijt dat in de jaren ’70 alle bietenvelden een insecticidenbehandeling kregen, in de jaren ’80 nog vijf procent van de velden en vanaf de jaren ’90 minder dan één procent. Dat is naar verluidt te danken aan de omhulling van het bietenzaad met insecticiden, een techniek die onder druk staat nu bijensterfte de neonicotinoïden in diskrediet brengt. Sylvie Decaigny beseft dat de zoektocht naar een alternatief dringend is, ook al hoopt de sector er stilletjes op dat neonicotinoïden voorlopig toegelaten blijven in de bietenteelt omdat het een gewas is dat niet in bloei komt.

Als voorzitter van het Overlegplatform voor de verwerking van plantaardige grondstoffen (OVPG) mag Romain Cools de slotbeschouwing maken: “Vegaplan is uniek omdat het van bij het begin streefde naar een intensieve samenwerking tussen de private en publieke sector. De overheid is nauw betrokken. Dat geldt zowel voor het Voedselagentschap op federaal niveau als voor de gewesten die bevoegd zijn voor geïntegreerde gewasbescherming en meer in het algemeen wat milieu betreft.” Een verkoper die klanten ronselt voor verwerkte aardappelen, groenten of suiker is geen landbouwspecialist zodat Vegaplan bij internationale klantencontacten een dankbaar gegeven is.

In dat verband hecht ook Cools veel belang aan de toetsing met een internationale standaard en meer bepaald aan de gouden score in de benchmarking met SAI. Internationale erkenning begint bij meespelen op het Europese toneel. Als goed voorbeeld van samenwerking noemt Cools het overleg met onze Noorderburen, waar de kwaliteitsbewaking meestal gelijklopend maar soms verschillend (b.v. voorschriften omtrent compostgebruik) is. Frankrijk staat zover nog niet, getuige de circa 1.900 Franse telers die bij Vegaplan aangesloten zijn omdat ze aardappelen of groenten leveren aan een Belgische verwerker. “Het zou beter zijn dat de Fransen zelf een kwaliteitsstandaard ontwikkelen, waar Vegaplan vervolgens uitwisselbaarheid mee kan afspreken”, vindt Cools.

De verwerking van aardappelen en groenten is een Belgische specialiteit. Het ingevroren product is vooral voor buitenlandse afzetmarkten bestemd. “Indien onze bedrijven de grote uitdagingen inzake duurzaamheid niet kunnen beantwoorden, dan vliegen ze uit de markt”, maakt Romain Cools duidelijk dat de Belgische ketenpartners maar beter kunnen samenwerken rond het thema. Als punt van kritiek op Vegaplan heeft hij het gebrek aan naamsbekendheid onthouden. Cools schuwt de vraag niet of daarin geïnvesteerd moet worden. “Eerst moet je weten wat je gaat communiceren, en hoe je dat gaat doen. Vervolgens moet je de middelen daarvoor vinden. Als de afnemers van landbouwgrondstoffen vinden dat het nodig is, dan moet de investering ook uit die hoek komen”, doet de OVPG-voorzitter een oproep aan zijn eigen achterban.

Meer info: duurzaamheidsrapport Vegaplan

Beeld: Tiense Suikerraffinaderij

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek