Vennootschappen in opmars in Vlaamse land- en tuinbouw

Steeds meer landbouwbedrijven nemen de vorm aan van een vennootschap. De studiedienst van het Departement Landbouw en Visserij vlooide uit dat twee jaar geleden bijna 15 procent van de landbouwbedrijven in Vlaanderen een vennootschap was. In 2001 was dat nog maar vijf procent. In absolute cijfers is het aantal vennootschappen gestegen van 1.981 tot 3.620. Die trend staat in schril contrast met de forse inkrimping van het totale aantal landbouwbedrijven in dezelfde periode (-37%). De vennootschapsvorm is niet zo populair op gemengde landbouwbedrijven maar vooral in trek bij gespecialiseerde pluimvee-, tuinbouw- en varkensbedrijven.
25 augustus 2015  – Laatste update 4 april 2020 15:23
Lees meer over:

Steeds meer landbouwbedrijven nemen de vorm aan van een vennootschap. De studiedienst van het Departement Landbouw en Visserij vlooide uit dat twee jaar geleden bijna 15 procent van de landbouwbedrijven in Vlaanderen een vennootschap was. In 2001 was dat nog maar vijf procent. In absolute cijfers is het aantal vennootschappen gestegen van 1.981 tot 3.620. Die trend staat in schril contrast met de forse inkrimping van het totale aantal landbouwbedrijven in dezelfde periode (-37%). De vennootschapsvorm is niet zo populair op gemengde landbouwbedrijven maar vooral in trek bij gespecialiseerde pluimvee-, tuinbouw- en varkensbedrijven.

In gans België daalde het aantal landbouwbedrijven in de periode 2001-2013 met iets meer dan 36 procent terwijl het aantal vennootschappen met bijna 68 procent steeg. In dezelfde periode steeg het aandeel vennootschappen van bijna vijf procent in 2001 naar bijna 13 procent in 2013. De ‘vervennootschappelijk’ van de landbouw is vooral een Vlaams fenomeen want in Wallonië blijft hun aandeel steken op een kleine tien procent terwijl het in Vlaanderen bijna 15 procent bedraagt. Binnen Vlaanderen zijn er wel opmerkelijke verschillen tussen de provincies want in Antwerpen (24%) en Limburg (19%) worden veel meer landbouwbedrijven als vennootschap uitgebaat.

De populariteit van vennootschappen is een recent fenomeen. Van 2010 tot 2014 bedroeg het aandeel van de vennootschappen bij oprichting van een landbouwbedrijf gemiddeld 35 procent. Bij overname van een bedrijf lag het gemiddelde nog iets hoger, op 37 procent. De keuze voor de vennootschap als uitbatingsvorm laat zich verklaren door de schaalvergroting van de Vlaamse land- en tuinbouw, de professionalisering van de sector en de stijgende kapitaalbehoefte. “Bedrijfsleiders willen de continuïteit van het bedrijf garanderen en rekenen daarbij op een duidelijke aansprakelijkheidsregeling, fiscale optimalisatie en het vermijden van registratie- en successierechten”, verklaart de studiedienst van de Vlaamse landbouwadministratie.

De keuze voor een vennootschap verschilt sterk volgens specialisatiegraad en -type. Gespecialiseerde pluimveebedrijven (30%), tuinbouwbedrijven (29%) en varkensbedrijven (26%) hebben het grootste aandeel vennootschappen. Gemengde bedrijven opteren zelden voor een vennootschap. De studiedienst van het Departement Landbouw en Visserij deelde de bedrijven ook in volgens grootte en stelde vast dat vennootschappen pas een belangrijk aandeel krijgen in de groep bedrijven met een standaardopbrengst van 150.000 tot 250.000 euro. Bij de klasse 500.000 euro en meer heeft circa 39 procent gekozen voor een vennootschapsvorm.

Hou je rekening met het areaal grond dat aan een bedrijf verbonden is, dan zijn de vennootschappen sterk vertegenwoordigd bij de twee uitersten. Het blijkt een geliefde exploitatievorm bij zowel grondloze bedrijven (47% vennootschappen) als bij akkerbouwers met meer dan 80 hectare (31%). Het aandeel vennootschappen is ten slotte duidelijk groter bij bedrijven met een jongere bedrijfsleider.

Landbouwvennootschappen blijken vooral in trek te zijn bij landbouwers, terwijl de voorkeur in de tuinbouw meer uitgaat naar de BVBA. Sedert 2008 is het aantal actieve landbouwvennootschappen nagenoeg verdubbeld. Uit het klantenbestand van adviesbureau SBB blijkt dat ongeveer een derde kiest voor de landbouwvennootschap, de anderen opteren voor een BVBA.

Redenen om helemaal niet voor een vennootschap te kiezen, zijn er ook. De voornaamste obstakels zijn: de pachtwetgeving die afgestemd is op de landbouwvennootschap maar minder of helemaal niet op andere vennootschapsvormen; de fiscale landbouwbarema’s waarvoor alleen natuurlijke personen en landbouwvennootschappen voor in aanmerking komen; de dubbele boekhouding die andere vennootschapsvormen nodig hebben en de bijkomende kosten bij de oprichting van het bedrijf.

Meer info: Departement Landbouw en Visserij

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek