VMM ziet uitwegen voor systeemfouten van agrobusiness

Het vierde hoofdstuk van het nieuwe Milieurapport is scherp in de analyse van de systeemfouten in de Vlaamse agrovoedingsindustrie. Reeds in de titel, ‘Oplossingen voor het voedingssysteem’, geeft de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) aan dat het mee wil nadenken over oplossingen. De diverse milieuproblemen aanpakken, vraagt om structurele innovaties in het hele voedingssysteem. “Het is essentieel dat iedereen, ook consumenten en overheden, daarbij betrokken wordt.” De nieuwe milieuverkenning oppert drie pistes voor de toekomst: anders eten (o.a. minder dierlijke producten zodat de veestapel kleiner kan), zachte systeemverbeteringen maar ook bruuske systeemveranderingen waarbij bekeken wordt hoe iets totaal nieuw zoals agro-ecologie of kweekvlees kan bijdragen tot een duurzame transitie.
7 januari 2019  – Laatste update 4 april 2020 15:45
Lees meer over:

Het vierde hoofdstuk van het nieuwe Milieurapport is scherp in de analyse van de systeemfouten in de Vlaamse agrovoedingsindustrie. Reeds in de titel, ‘Oplossingen voor het voedingssysteem’, geeft de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) aan dat het mee wil nadenken over oplossingen. De diverse milieuproblemen aanpakken, vraagt om structurele innovaties in het hele voedingssysteem. “Het is essentieel dat iedereen, ook consumenten en overheden, daarbij betrokken wordt.” De nieuwe milieuverkenning oppert drie pistes voor de toekomst: anders eten (o.a. minder dierlijke producten zodat de veestapel kleiner kan), zachte systeemverbeteringen maar ook bruuske systeemveranderingen waarbij bekeken wordt hoe iets totaal nieuw zoals agro-ecologie of kweekvlees kan bijdragen tot een duurzame transitie.

In zijn nieuwe Milieurapport (MIRA) schrijft de Vlaamse Milieumaatschappij dat het voedingssysteem in Vlaanderen tegen grenzen aanloopt. Het ontbreekt ons niet aan voldoende en betaalbaar voedsel, wel aan een eerlijk inkomen voor de landbouwers die het produceren. Bovendien worden hulpbronnen zoals bodem en water erg intensief gebruikt. Emissies die ontstaan bij het productieproces zijn schadelijk voor de omgeving. “Ondanks de druk die duurzaamheidsproblemen, maatschappelijke ontwikkelingen en opkomende niches op het systeem zetten, is er geen grote sense of urgency voor structurele veranderingen”, analyseert VMM.

Het regime van de conventionele landbouw, voedingsindustrie en retail zet naar verluidt vooral in op het bewaren van bestaande organisaties, structuren en instituties, en op het transformeren op basis van technologisch ondersteunde ecologische modernisatie. Diverse alternatieven komen op de markt of ontwikkelen zich. Ze blijven echter relatief klein en bevinden zich doorgaans nog in de fase van experimenteren. De groeisnelheid en omvang zijn voor veel ervan nog niet voldoende om van een (echte) versnelling te spreken. Zo stijgt bijvoorbeeld de vraag naar bioproducten, maar blijft het areaal voor biolandbouw in Vlaanderen beperkt tot zo’n 1 procent van het totale landbouwareaal. Ook het marktaandeel van hoeveverkoop en boerenmarkten is minder dan 1 procent van de totale aankopen van verse producten.

In de wetenschap dat de vraag naar bio groter is dan het lokale aanbod vragen velen zich af waarom niet meer landbouwers omschakelen. Meer in het algemeen geeft VMM daar volgend antwoord op: “De niches oefenen vooral druk uit op het bestaande regime via krachtige verhalen, die inspireren en legitimeren. Ze worden door het dominante regime gedoogd omdat ze als weinig bedreigend worden beschouwd voor de status quo. Bepaalde niches worden ook (deels) opgenomen in het bestaande voedingssysteem. Zo zet een aantal landbouwbedrijven in op verbreding van de gangbare bedrijfsvoering door afzet via de korte keten. Ook vind je in supermarkten meer en meer bioproducten. Dat kan helpen om niches op te schalen, maar houdt ook het risico in van afzwakking van de oorspronkelijke principes van het alternatief.”

Heeft de agrovoedingssector dan nood aan een revolutie in plaats van evolutie om zijn economische, ecologische en sociale pijnpunten weg te werken? Hier houdt de Vlaamse Milieumaatschappij toch wat in: “Het is wellicht weinig wenselijk, en ook niet effectief, om te denken in termen van een duurzaam nieuw regime dat opkomt en een niet-duurzaam regime dat afgebroken wordt. Meer wordt verwacht van een co-evolutie, waarbij een grondig getransformeerd regime – dat vooral met vernieuwde wereldbeelden en waarden werkt – bestaat naast co-regimes. Die hebben zich weten op te schalen van niches tot volwaardig alternatieven.”

De Milieuverkenning 2018 schetst drie oplossingsrichtingen die samen kunnen bijdragen tot een duurzamer voedingssysteem. ‘Anders eten’ slaat op het streven naar duurzamere voedingspatronen. VMM vertaalt dat naar eetpatronen met minder dierlijke producten, meer lokale en seizoensgebonden producten en met minder voedselverspilling. Route twee, systeemverbeteringen, geeft aan hoe het gangbare voedingssysteem duurzamer gemaakt kan worden. In deze oplossingsrichting neemt VMM het verder verhogen van de eco-efficiëntie, het verminderen van de voedselverliezen en het zo lokaal mogelijk sluiten van kringlopen onder de loep. De derde route, die van de systeemveranderingen, gaat in op het toepassen van agro-ecologische principes, landbouwers die multifunctionele diensten uitvoeren en de introductie van nieuwe productiesystemen met een minimaal gebruik van grond.

Het meest controversieel aan het pad dat de Vlaamse Milieumaatschappij bewandelt, is het voorstel om de veestapel te reduceren. In een scenario waarin de consumptie van vlees, zuivel en eieren in de EU halveert en de export niet toeneemt, verwacht men 40 procent minder stikstofverliezen en 20 tot 40 procent minder broeikasgasemissies door landbouw, al naargelang de bestemming die het vrijgekomen land krijgt. Ook zou de import van sojameel met driekwart kunnen dalen. Daarnaast ziet VMM een kleinere veestapel ook als een mogelijkheid om in te zetten op een extensievere veeteelt, die meer ruimte en welzijn biedt aan dieren. Het laat bovendien een betere integratie van plantaardige en dierlijke productie toe, wat kan helpen om kringlopen beter te sluiten dan nu het geval is.

Van de economische gevolgen voor landbouw en voedingsindustrie in dat scenario is VMM zich bewust: “Voedingspatronen met minder dierlijke producten zullen grote gevolgen hebben voor de agrovoedingsketen. Het compenseren van een sterk verlaagde binnenlandse vraag door export lijkt moeilijk. Binnen de EU stagneert de vraag naar vlees en een grote toename van de verre export lijkt weinig waarschijnlijk gegeven onze hogere productiekosten. Bij de voedingsindustrie leven echter uitgesproken ambities richting groei en export.”

Op zoek naar kansen voor de agrovoedingsketen bij een afbouwscenario wat dierlijke productie betreft, komt VMM uit bij de teelt en verwerking van plantaardige eiwitbronnen zoals soja en, op termijn, mogelijk ook insectenkweek, algenteelt, nieuwe eiwitrijke voedingswaren, kweekvlees, enz. De veehouders zelf kunnen inzetten op producten met een hogere toegevoegde waarde, zoals vlees en zuivel produceren op een manier die meer dierenwelzijn garandeert of extra milieucriteria naleeft. Op de vraag hoe één en ander precies bereikt kan worden, komen we morgen terug in een derde en laatste artikel over het hoofdstuk voeding in Milieuverkenning 2018.

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek