Vrijwillige aanbodbeperking antwoord op lage prijzen?

Onzekere marktprijzen worden door driekwart van de Belgische land- en tuinbouwers gezien als het grootste probleem waar ze mee geconfronteerd worden. Volgens Jeroen Buysse, professor Landbouweconomie aan de UGent, kan de invoering van een vrijwillige aanbodbeperking met vergoeding door de overheid het best een antwoord bieden op dit probleem. “Andere sectoren doen dit ook. Neem nu de autosector. Van zodra overproductie dreigt, wordt technische werkloosheid ingeroepen en krijgen de arbeiders een uitkering van de staat. Dat vindt iedereen normaal”, stelt hij.
2 november 2016  – Laatste update 4 april 2020 15:30
Lees meer over:

Onzekere marktprijzen worden door driekwart van de Belgische land- en tuinbouwers gezien als het grootste probleem waar ze mee geconfronteerd worden. Volgens Jeroen Buysse, professor Landbouweconomie aan de UGent, kan de invoering van een vrijwillige aanbodbeperking met vergoeding door de overheid het best een antwoord bieden op dit probleem. “Andere sectoren doen dit ook. Neem nu de autosector. Van zodra overproductie dreigt, wordt technische werkloosheid ingeroepen en krijgen de arbeiders een uitkering van de staat. Dat vindt iedereen normaal”, stelt hij.

Uit een studie van Fedagrim, uitgevoerd door iVox, blijkt dat 97 procent van de Belgische land- en tuinbouwers de prijs die zij voor hun producten krijgen, te laag vindt. Bovendien heeft 94 procent het gevoel dat ze geen zeggenschap hebben over die prijzen. Tijdens een Staten-Generaal over de toekomst van de Belgische land- en tuinbouw gaf Fedagrim aan professor Jeroen Buysse (UGent) de opdracht om zijn licht te laten schijnen over de prijsproblematiek in de land- en tuinbouw en om een paar mogelijke oplossingen naar voor te schuiven.

Een eerste misvatting die professor Buysse uit de wereld wil helpen, is het idee dat lage prijzen ervoor zorgen dat boeren meer gaan produceren om hun inkomen op niveau te houden en op die manier zorgen voor een neerwaartse spiraal. “Niet de lage prijzen zijn hier de drijvende kracht, wel de technologische vooruitgang. Die zorgt ervoor dat er meer kan geproduceerd worden, waardoor de prijzen dalen. Wanneer de prijzen laag zijn, is de boer minder geneigd om te investeren en het is het gebrek aan investeringen die uiteindelijk zal zorgen voor een correctie op de prijzen”, meent hij.

Als meest voor de hand liggende oplossingen voor de lage prijzen van landbouwproducten worden vaak hogere prijsgaranties, de invoering van een quotasysteem of minder handel op de wereldmarkt naar voor geschoven. Buysse is ervan overtuigd dat geen van deze drie oplossingen duurzaam zijn. “In het verleden zorgde het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid voor prijsgaranties. In feite kwam het erop neer dat we onze problemen exporteerden naar het buitenland”, stelt hij. “Het is dan ook verkeerd om te denken dat het huidige lage prijsniveau het gevolg is van de EU die terugtreedt uit de landbouwmarkten. Het gaat eerder om een correctie omdat de overheden van onder meer India en China hun landbouw meer zijn gaan ondersteunen.”

De professor ziet ook geen duidelijke relatie tussen quota en stabiele prijzen. “Zeker voor producten waarvoor we netto-exporteur zijn, zoals melk, is die relatie er niet. Voor producten waarvoor we netto-importeur zijn, zoals suiker, kan die relatie wel waargenomen worden.” Het beperken van de handel en het terugschroeven van de productie voor binnenlands gebruik biedt volgens Buysse ook geen oplossing.

Hij haalt daarbij het voorbeeld aan van Burundi waar er landbouw is zonder handel. “De situatie daar is vergelijkbaar met wat de agro-ecologische beweging naar voor schuift als oplossing voor de huidige impasse in de landbouwsector. Hoewel de Burundese landbouw voldoende calorieën produceert om de hele bevolking van het land van voldoende voedsel te voorzien, heeft slechts 62 procent van de gezinnen elk moment van het jaar voldoende eten. Het probleem is dat de markten er niet werken. In geval van overschotten moet je kunnen exporteren en in geval van tekorten is import nodig.”

Hij trekt de redenering ook door naar landbouwbedrijven die kiezen voor de korte keten. “Ook zij hebben in tijden van veel productie of weinig consumptie de veiling of de zuivelverwerkende industrie nodig om hun overschot kwijt te kunnen. Op dat moment neemt die veiling of zuivelfabriek de rol van de markt over”, stelt Buysse.

Twee meer zinvollere opties als antwoord op het huidige lage prijsniveau vindt hij inkomensverzekeringen en contracyclische vrijwillige aanbodbeperkingen. “Bij een inkomensverzekering bepaalt de landbouwer zelf welke marge of opbrengst hij wil verzekeren. De overheid subsidieert dan een deel van de verzekeringspremie die boeren moeten betalen aan de verzekeringsfirma”, legt Buysse het systeem uit. Hij zegt er meteen bij dat dit systeem in de Verenigde Staten blijkt te werken, maar dat hij dit niet meteen als een oplossing ziet voor Europese boeren. “In Europa hebben wij een andere houding ten aanzien van dergelijke verzekeringssystemen dan in de VS, dat maakt het moeilijk om dit systeem bij ons ingang te doen vinden.”

Het meest gelooft Buysse in een vrijwillige aanbodbeperking waarbij de overheid de boer vergoedt wanneer hij zijn productie terugschroeft. In de jaren '80 en '90 waren er de braakleggingsverplichtingen en ook het recente melkreductieprogramma van de EU is in dat kader een goed voorbeeld, al is de timing daarvan in zijn ogen verkeerd. “Zo’n aanbodbeperking moet meteen bij het begin van een crisis ingevoerd worden, het melkreductieprogramma kwam te laat”, klinkt het. Andere voorwaarden waaraan zo’n aanbodbeperking moet voldoen, is het feit dat het vrijwillig en tijdelijk is. Bovendien mag de vergoeding enkel de vaste kosten dekken.

Het idee hierachter is dat de overheid ingrijpt om de productiecapaciteit in stand te houden. “In andere sectoren gebeurt dit ook. Denk maar aan de elektriciteitsmarkt. Daar betaalt de consument niet enkel voor wat er geproduceerd wordt, maar ook voor de productiecapaciteit via de vergoeding aan de distributienetbeheerder”, zegt Buysse. De auto-industrie heeft daarvoor het systeem van technische werkloosheid. “Wanneer er overproductie dreigt, grijpen autobouwers daarnaar terug. Het resultaat is dat de consument twee keer betaalt: de prijzen voor auto’s blijven hoog en er wordt gemeenschapsgeld gebruikt voor de uitkering aan de arbeiders. De overheid ziet dit als een manier om jobs te behouden en ook de consument lijkt dit te slikken”, constateert de professor.

Toch begrijpt hij dat niet iedereen voorstander is van deze oplossing. Zo gaat het hier om voeding en niet iedereen vindt het ethisch verantwoord om minder te gaan produceren terwijl er in sommige regio’s duidelijke tekorten zijn. Bovendien gaat de overheidssteun vooral terechtkomen bij landbouwers die al van plan waren om te stoppen. De consument dreigt dan weer twee keer kind van rekening te worden doordat de prijzen van landbouwproducten hoger zijn en er belastinggeld wordt gebruikt voor de aanbodbeperking. Daar tegenover staat dat er geen al te grote fluctuaties zijn in de voedselprijzen. Volgens Buysse is de maatregel ook weinig effectief voor producten waarbij de EU een kleine producent is op de wereldmarkt.

“Maar er zijn ook een aantal duidelijke argumenten pro deze maatregel aan te halen”, luidt het. “De productiecapaciteit van de landbouw wordt op een duurzame manier behouden en wint aan flexibiliteit. Er gaat bovendien een netto grotere transfer van inkomen naar landbouw in vergelijking met andere maatregelen. En in mijn ogen is dit ook een ecologisch duurzame regulering, want de duurdere liters of kilo’s van een product worden niet geproduceerd”, besluit Buysse.

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek