Wervel toetst de familiale landbouw op zijn merites

In de juni-editie van de Wervelkrant gaat de Werkgroep voor een rechtvaardige en verantwoorde landbouw op zoek naar het verschil in duurzaamheid tussen ‘boerenlandbouw’ en het gangbare ‘landbouwersmodel’. De zogenaamd kleinschalige, familiale landbouw wordt vaak gezien als de duurzame tegenpool van de intensieve landbouwindustrie. Maar is de werkelijkheid wel zo eenvoudig? Het verschil blijkt hem niet te zitten in het familiale karakter, waarbij Wervel de definitie van ‘familiale landbouw’ op een goed doordachte manier toepast op de Vlaamse landbouw.
3 juli 2014  – Laatste update 14 september 2020 14:26
Lees meer over:

In de juni-editie van de Wervelkrant gaat de Werkgroep voor een rechtvaardige en verantwoorde landbouw op zoek naar het verschil in duurzaamheid tussen ‘boerenlandbouw’ en het gangbare ‘landbouwersmodel’. De zogenaamd kleinschalige, familiale landbouw wordt vaak gezien als de duurzame tegenpool van de intensieve landbouwindustrie. Maar is de werkelijkheid wel zo eenvoudig? Het verschil blijkt hem niet te zitten in het familiale karakter, waarbij Wervel de definitie van ‘familiale landbouw’ op een goed doordachte manier toepast op de Vlaamse landbouw.

In het artikel ‘bioboer of biolandbouwer’ gaat het team Landbouwbeleid bij Wervel op zoek naar het geschikte bedrijfsmodel voor de biologische voedselproductie die blijft groeien in Europa. Interessant is dat de landbouworganisatie daarbij nadenkt over de begrippen ‘kleinschalig’, ‘familiaal’ en ‘intensief’. Wervel probeert de betekenis van deze termen correct te vatten. Dat leidt telkens tot de conclusie dat je de duurzaamheid van een landbouwmodel hieraan niet kan afmeten.

We pikken er ‘familiaal’ als voorbeeld uit omdat de Verenigde Naties 2014 hebben uitgeroepen tot het ‘Jaar van de familiale landbouw’. Landbouw die hoofdzakelijk gebaseerd is op familiale arbeid beschouwt de VN als familiale landbouw. In het Zuiden kent en ziet iedereen het verschil, maar in het Noorden is het lastiger om het concept toe te passen.

Wervel doet een poging: “Het is duidelijk dat een aantal grotere bedrijven in Vlaanderen sowieso niet meer onder de noemer van familiale landbouw vallen. Als de arbeid niet hoofdzakelijk door het gezin van de boer gebeurt, dan hebben we een ander model. Denk aan de grotere glastuinbouwbedrijven, waar de tuinder een manager is die de boel runt. Ook steeds meer varkensbedrijven groeien uit tot kleine kmo’s waar Oost-Europeanen het echte werk doen.” Wervel wil die bedrijven niet per definitie bestempelen als slecht of niet duurzaam, “maar het is geen familiale landbouw”.

Iets complexer wordt het al wanneer Wervel de grotere bedrijven onder de loep neemt waar verschillende boeren in een samenwerkingsverband zitten. “Ook in Vlaanderen zijn er nogal wat bedrijven waar bijvoorbeeld vader en zoon samenwerken. Dat leidt soms ook tot vrij grote bedrijven, complexe verhoudingen en afsprakenkaders.” Wervel vindt dit toch iets totaal anders dan de kmo-landbouw waar het eerder over sprak. De organisatie ziet ook de voordelen ervan op het vlak van sociale duurzaamheid: “Op zo’n bedrijf kunnen boeren elkaar vervangen en beurtelings genieten van een zondag of een weekje vakantie en ze kunnen afwezig zijn om uit te zieken.”

Een aantal van de voordelen van dit samenwerkingsverband worden ook benut in andere structuren, waarbij meerdere boeren samenwerken zonder die familiale band. Dit gebeurt af en toe in de gangbare landbouw. Het komt ook voor in coöperatieve samenwerkingsvormen. In de praktijk blijken deze samenwerkingsverbanden veel minder bestendig in de tijd. Maar ze kunnen wel voor evenwichtige structuren zorgen. En ze maken het vaak mogelijk om ook boer te worden wanneer je ouders niet in de sector actief waren. In dergelijke landbouwstructuren zitten dus heel wat sleutels voor (sociale) duurzaamheid, maar het is zeker geen familiale landbouw.

De voor- en nadelen van familiale structuren worden soms ook pas duidelijk als boeren failliet dreigen te gaan. Anders dan veel ondernemers die zich beschermd weten in vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid zijn de meeste boeren persoonlijk aansprakelijk voor hun bedrijf (en hun schuldenlast). Dat maakt hen als familiale boer bijzonder kwetsbaar.

Wervel besluit: “Er bestaan dus heel wat vormen van landbouw die minder of meer familiaal zijn. Duidelijk afgebakende grenzen zijn er niet. Dat familiale landbouw per definitie beter is, houdt geen steek. De perceptie misleidt ons hier. Familiale landbouw is vaak een gezonde structuur, maar het is zeker geen garantie voor duurzaamheid. Soms hebben niet-familiale structuren zelfs voordelen.”

Lees het volledige artikel, dat dieper ingaat op het preferentiële landbouwmodel voor bioboeren, op www.wervel.be.

Bron: Wervelkrant / wervel.be

Beeld: Loonwerk Defour

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek