Zes ideeën uit Landbouwrapport voor duurzamer voedsel

In een laatste bijdrage over het recent verschenen Landbouwrapport van het Departement Landbouw en Visserij staan we stil bij de toekomstpistes die geformuleerd worden bij wijze van besluit van het 300 pagina’s dikke naslagwerk. De studiedienst van de landbouwadministratie spreekt zelf van “oplossingsrichtingen” voor de knelpunten rond voeding waarop het rapport wijst. Een duurzamer voedselsysteem is een gedeelde verantwoordelijkheid zodat het eerste werkpunt een gemeenschappelijke strategie is van overheid, bedrijfsleven en onderzoek rond de Flanders Agrofood Valley.
6 januari 2017  – Laatste update 14 september 2020 14:38
Lees meer over:

In een laatste bijdrage over het recent verschenen Landbouwrapport van het Departement Landbouw en Visserij staan we stil bij de toekomstpistes die geformuleerd worden bij wijze van besluit van het 300 pagina’s dikke naslagwerk. De studiedienst van de landbouwadministratie spreekt zelf van “oplossingsrichtingen” voor de knelpunten rond voeding waarop het rapport wijst. Een duurzamer voedselsysteem is een gedeelde verantwoordelijkheid zodat het eerste werkpunt een gemeenschappelijke strategie is van overheid, bedrijfsleven en onderzoek rond de Flanders Agrofood Valley.

Door te vertrekken vanuit de consument kan het nieuwe Landbouwrapport een meer volledige analyse maken van wat er goed en fout loopt in de agrovoedingsketen. Voedsel is in de EU breed beschikbaar, goedkoop en veiliger dan ooit. Maar door veranderende consumptiepatronen en leefgewoonten hebben we in toenemende mate te maken met volksgezondheidsrisico’s zoals overgewicht en obesitas en daaraan gerelateerde ziekten. Tegelijk stijgt het aantal personen dat een beroep moet doen op voedselbanken en is er een gezondheidskloof tussen arm en rijk.

De productie, verwerking en distributie van voedsel vinden in toenemende mate gescheiden plaats, waarbij de activiteiten geografisch op grote afstand van elkaar kunnen liggen. Zij worden verbonden door een complex netwerk van materiaal-, transport- en informatiestromen. De activiteiten binnen dit voedselnet zijn zowel langer en meer divers geworden, als meer verweven geraakt. De internationale verwevenheid is versterkt door de introductie van ketenbeheer en van private en publieke productie- en productstandaarden die vaak een wereldwijde doorwerking hebben. Tegelijk kunnen geopolitieke crisissen leiden tot een verstoring van dit voedselnet, met belangrijke economische consequenties.

In de afgelopen decennia zijn Europese consumenten in toenemende mate vervreemd geraakt van de productie van hun voedsel. Diverse incidenten (bv. paardenvleesschandaal, EHEC-epidemie) op het gebied van voedsel zijn de revue gepasseerd en er zijn maatschappelijke discussies over dierenwelzijn, intellectuele eigendom van plantaardig en dierlijk uitgangsmateriaal en de gezondheid van onze voeding. Een groeiend aantal consumenten wil de ‘anonimiteit’ van de voedselproducent doorbreken. Toch zijn de meeste consumenten vooral geïnteresseerd in goedkope voeding, met een goede kwaliteit en smaak. Zij gaan vooral naar de supermarkt voor hun aankopen.

Die grootdistributie kan door haar machtspositie de voedselprijzen laag houden als middel om consumenten te lokken. De sterke concentratie in de keten maakt dat landbouwers zwak staan en steeds moeilijker een volwaardig inkomen kunnen halen uit hun activiteiten. Een ander probleem is de milieubelasting van de voedselvoorziening. Het gebruik van externe inputs, zoals kunstmest, gewasbeschermingsmiddelen en krachtvoeder is groot, maar tegelijk investeren bedrijven in manieren om hun energie- en waterverbruik te beperken. Ook het grote aantal kilometers dat ons voedsel aflegt, is een ongewenste ontwikkeling.

Er rijzen problemen rond de ecologische houdbaarheid van ons landbouwsysteem. De voedselproductie legt een groot beslag op grond, water en grondstoffen en veroorzaakt een aanzienlijk deel van de uitstoot van broeikasgassen en de afname van biodiversiteit. Voedselverliezen door de keten heen hebben een negatieve impact op milieu en economie. De auteurs van het Landbouwrapport geven zelf aan dat hun analyse niet nieuw is, en ook de komende jaren bepalend zal zijn voor het landbouw- en voedselsysteem. Het moet de lezer duidelijk worden dat de verschillende onderdelen van de voedselketen elkaar nodig hebben en dat constructieve en gecoördineerde acties belangrijk zijn. “De ketenspelers moeten hier richting geven en hun verantwoordelijkheid opnemen. Dat geldt ook voor de overheid. Verschillende beleidsdomeinen moeten samenwerken om een duurzaam voedselsysteem te faciliteren”, klinkt het.

Bij wijze van uitleiding geeft het Departement Landbouw en Visserij zes mogelijke oplossingsrichtingen. Ze sluiten elkaar niet uit, maar vullen elkaar aan. De eerste is een gemeenschappelijke strategie waarmee overheid, bedrijfsleven en onderzoek aan de ‘Flanders Agrofood Valley’ bouwen. Het Vlaams regeerakkoord gebruikt die term om het belang van innovatieve, duurzame en multifunctionele bedrijfsvoering aan te geven.

Duurzamer consumeren wordt gezien als de sleutel tot systeemverandering. Het consumptiepatroon bijsturen vraagt van het beleid inspanningen op lange termijn. In het kader van het EU-project ‘Eatwell’ werden mogelijke instrumenten en randvoorwaarden geschetst die in aanmerking komen om duurzamere consumptie te promoten. Voorlichtingscampagnes vanuit de overheid hebben bijvoorbeeld een positieve, zij het dan beperkte impact. Etikettering kan een rol spelen, maar verder onderzoek naar de effectiviteit is nodig. Het labelen van maaltijden kan het best gebeuren in combinatie met andere maatregelen zoals portiegrootte, prijs en opvoeding. Reclame voor ongezonde voeding beperken, heeft vooral een effect op het consumptiepatroon van kinderen.

De verduurzaming aan productiezijde hangt af van de betrokkenheid van veel belanghebbenden, waaronder de landbouwers en hun organisaties, het bedrijfsleven, ngo’s, de overheid en onderzoeksinstellingen. Verschillende technische maatregelen kunnen de productiviteit ten goede komen, terwijl ze tegelijk de duurzaamheid en de veerkracht verhogen. De bestaande systemen moeten flexibel genoeg zijn om positief in te spelen op grote veranderingen, maar daarvoor hebben deze systemen een robuuste basis nodig.

Voorbeelden van dergelijke technische maatregelen zijn de verhoging van de diversiteit van plantaardige en dierlijke soorten, de verbetering van vee door middel van fokprogramma’s, plantenveredeling, het verbeteren van de functionaliteit van agro-ecosystemen en waterbeheer, het optimaliseren van de bodemfunctie en het sluiten van de eiwitkringloop. De verdere ontwikkeling van satellietsystemen en grote datacentra kan bijdragen tot het vroegtijdige opsporen van ziekten en plagen of het voorspellen van extreme weersomstandigheden. Op dit moment maken steeds meer landbouwbedrijven gebruik van precisielandbouw en neemt de automatisering in de veehouderij toe. Hightech en kwaliteit kunnen hand in hand gaan.

Het bevorderen van faire handelsrelaties, kennis- en informatie-uitwisseling en transparantie zijn essentiële elementen voor verduurzaming op het niveau van de keten. Om een eerlijke waardeverdeling binnen een keten te bereiken zijn er instrumenten nodig om de prijsvorming en kostenstructuur transparanter te maken op het niveau van de schakels. Momenteel bestaan er al instrumenten voor het monitoren van een eerlijke waardeverdeling in bepaalde ketenconfiguraties of over de gehele keten (bv. rundvleesprijsindex, gedragscode voor faire relaties tussen aanbieders en kopers in de agrovoedingsketen). Hierbij moet er ook aandacht zijn voor de internalisering van externe kosten. Nieuwe instrumenten moeten onderzocht worden op niveau van elke schakel.

De volgende piste voor de toekomst die het Landbouwrapport suggereert, is een meer coherent beleid. Typisch voor het beleid is dat het de plaatsen van productie en consumptie enerzijds en de voedselstromen anderzijds zelden in samenhang bekijkt. Hoe deze beleidsperspectieven zich tot elkaar verhouden is niet duidelijk en krijgt ook te weinig aandacht. Ter illustratie: beleid gericht op gezondere voeding heeft vooral oog voor het individuele eindproduct in de keten en veel minder voor de prikkels aan het begin van de productieketen en voor het voedingspatroon. Hierdoor kan het gebeuren dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid de facto de productie van voedsel bevordert waarvan de overheid of andere instanties aanraden om de consumptie te minderen.

Meer afstemming tussen beleidsdomeinen is nodig. Recente goede praktijken op Vlaams niveau zijn de werkgroep duurzame ontwikkeling, de interdepartementale werkgroepen voedselverliezen en bio-economie en de werkgroep lokale voedselstrategieën binnen het Interbestuurlijk Plattelandsoverleg. Tot slot adviseert het Landbouwrapport aan beleidsmakers om alternatieve voedselsystemen te verwelkomen. De interesse van de consument voor korte voedselketens, lokaal voedsel en seizoensgebonden eten is aanwezig. Bovendien hebben consumenten in hun voedselkeuze naast een toenemende focus op gemak, kwaliteit en prijs ook aandacht voor duurzaamheid, dierenwelzijn, gezondheid en eerlijke handel.

De transitieliteratuur duidt de alternatieven aan met de term niches of vernieuwende praktijken. In de niches worden nieuwe manieren om maatschappelijke functies te vervullen uitgetest op kleinschalig niveau door een groep van toegewijde actoren die bereid zijn risico’s te nemen. Ze zijn vooral interessant omdat ze experimenteren met nieuwe economische bedrijfsmodellen. Ook zijn ze een waardevol instrument om de consument te sensibiliseren. Samenvattend concludeert het Landbouwrapport dat het Vlaamse voedselsysteem voor heel wat uitdagingen én opportuniteiten staat.

Meer info: Landbouwrapport 2016

Bron: LARA 2016

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek