AEROPA bevestigt luchtvervuiling in Meense grensstreek

Donderdag werden de resultaten voorgesteld van AEROPA, een Interreg IVA-project van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) en enkele Franse partners, rond luchtverontreiniging in de regio Menen-Wervik-Halluin-Bousbecque. Daaruit blijkt dat er inderdaad sprake is van vervuiling, maar dit slechts in beperkte delen van Menen, Halluin en Bousbecque. Slechts één mogelijke bron kon geïdentificeerd worden.
29 november 2012  – Laatste update 4 april 2020 15:07
Lees meer over:

Donderdag werden de resultaten voorgesteld van AEROPA, een Interreg IVA-project van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) en enkele Franse partners, rond luchtverontreiniging in de regio Menen-Wervik-Halluin-Bousbecque. Daaruit blijkt dat er inderdaad sprake is van vervuiling, maar dit slechts in beperkte delen van Menen, Halluin en Bousbecque. Slechts één mogelijke bron kon geïdentificeerd worden.

De afgelopen jaren werden in de regio Menen-Wervik regelmatig verhoogde concentraties van dioxines en PCB’s vastgesteld in neervallend stof, koemelk, scharreleieren en zelfs menselijke bloedstalen (alleen PCB’s). Eenzelfde verontreinigingsprobleem werd vastgesteld door de Franse overheid in de regio Halluin-Bousbecque. Omdat analyses aan beide zijden van de grens wezen op één of meerdere actieve bronnen van verontreiniging, diende de VMM samen met de Franse partners atmo Nord-Pas-de-Calais en DREAL een Europees samenwerkingsproject in. Dat werd in juni 2011 gelanceerd, onder de naam AEROPA.

Het project had als doel de bronnen van verontreiniging te identificeren, na te gaan waar de dioxines en PCB’s in de voedselketen terechtkwamen en de bevoegde instanties en bevolking te informeren, zodat gerichte acties kunnen worden ondernomen. Tussen juli 2011 en juli 2012 werden daartoe metingen uitgevoerd op 11 meetposten, waarvan 6 in Vlaanderen en 5 in Frankrijk. De resultaten van die metingen werden deze week voorgesteld, door de bevoegde Vlaamse, federale en Franse instanties.

“Op verschillende meetposten werden de drempelwaarde voor de depositie van dioxines en PCB’s inderdaad overschreden”, klonk het. De verontreiniging blijkt lokaal en is het hoogst in beperkte delen van Menen, Halluin en Bousbecque. Verschillende bronnen zijn hiervoor verantwoordelijk.

Zo werd een schrootverwerkend bedrijf in de Vlaams-Franse industriezone geïdentificeerd als mogelijke bron van PCB’s in Menen en Halluin. In Vlaanderen werd het bedrijf nochtans al enkele maatregelen opgelegd. “Hoewel het bedrijf dus al heel wat inspanningen leverde, moet de verdere uitvoering van de opgelegde maatregen ook in de toekomst goed worden opgevolgd”, klinkt het.

In Bousbecque daarentegen kon de bron van vervuiling niet aangeduid worden. Wel is zeker dat het om een andere bron gaat dan die in Menen en Halluin omdat het verontreinigingsprofiel verschillend is. In de regio werden in het verleden al besmettingen van melk vastgesteld. Daarom zal een specifiek actieplan worden opgesteld om verder onderzoek uit te voeren.

VMM start in 2013 samen met het departement Leefmilieu en het Vlaams Agentschap voor Zorg en Gezondheid nog een studie naar de kwaliteit van scharreleieren in de grensregio. Dit uit overtuiging dat het niet volstaat om de luchtkwaliteit te meten, maar ook de voedselkwaliteit moet worden gecontroleerd. Het toezicht op het verbod van de verbranding van (groen)afval in open lucht moet volgens VMM eveneens geïntensifieerd worden.

Ten slotte benadrukken de partners dat de oorzaken van verontreiniging verder moeten worden onderzocht. Deposities die jarenlang hoog blijven in woon- of landbouwzones, kunnen immers de gezondheid schaden. Dioxines en PCB’s worden namelijk via de lucht uitgestoten, maar hechten zich aan stofdeeltjes en vallen daardoor neer (depositie) op de grond. Als zij vervolgens opgenomen worden door bijvoorbeeld een grazende koe, worden ze opgeslagen in het vetweefsel en komen zo terecht in haar melk of vlees. Daarnaast kunnen de stoffen zich binden op het waslaagje van planten, en zo ook op het bord van de consument terechtkomen.

AEROPA werd voor 50 procent gefinancierd door het Europees fonds voor regionale ontwikkeling (Interreg IVA) en voor 50 procent door de projectpartners, ondersteund door Lille Métropole.

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek