Aandrijving landbouwwerktuigen kent een lange historiek

Werktuigen en machines behoren al eeuwenlang tot de standaarduitrusting van elk landbouwbedrijf. Er is echter kracht nodig om een tuig in beweging te brengen. Die krachtbron heeft een indrukwekkende evolutie ondergaan. Het themaverhaal van het Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG) start bij de inzet van menselijke kracht. Op elke boerderij waren handen genoeg beschikbaar. Pas in de jaren 1970 zou handenarbeid naar het achterplan verhuizen. Ook het boerenpaard moest in dat decennium definitief zijn meerdere erkennen in de dieselmotor en zou alleen nog voor hobbydoeleinden gefokt worden.
14 maart 2017  – Laatste update 14 september 2020 14:39
Lees meer over:

Werktuigen en machines behoren al eeuwenlang tot de standaarduitrusting van elk landbouwbedrijf. Er is echter kracht nodig om een tuig in beweging te brengen. Die krachtbron heeft een indrukwekkende evolutie ondergaan. Het themaverhaal van het Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG) start bij de inzet van menselijke kracht. Op elke boerderij waren handen genoeg beschikbaar. Pas in de jaren 1970 zou handenarbeid naar het achterplan verhuizen. Ook het boerenpaard moest in dat decennium definitief zijn meerdere erkennen in de dieselmotor en zou alleen nog voor hobbydoeleinden gefokt worden.

We kunnen het ons bijna niet meer voorstellen, maar het was tot een eind in de 20ste eeuw in onze regio helemaal niet zo uitzonderlijk om de boer, zijn vrouw of één van de kinderen op het veld de rol van trekkracht te zien vervullen. Het Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG) legt uit dat dit vooral in regio’s gebeurde met een lichte grondsoort en een sterk versnipperd akkerareaal. De micro-bedrijfjes daar hadden geen kapitaalstructuur die hen toeliet om te investeren in een boerenpaard. Of de te bewerken oppervlakte was zodanig klein dat het niet loonde om dergelijke investering te doen. Tot vandaag kan men in erfgoedcollecties handeggen, vorentrekkers of kleine schoffeltuigen terugvinden die alle door mensenhanden werden voortgetrokken.

Vaak was handenarbeid op en rond de boerderij niet eens de slechtste oplossing. Ze was overal inzetbaar en heel goedkoop in het dichtbevolkte Vlaanderen. In de loop van de eerste helft van de 20ste eeuw tekende zich een verschuiving af. De eigenlijke arbeid (maaien, dorsen, zaaien, …) verliep steeds minder manueel, maar nog steeds waren vele handen vereist voor allerlei activiteiten rondom. Voor het leveren van trek- en aandrijfkracht was de inzet van dieren onontbeerlijk. In onze regio’s werden daarvoor trekpaarden en runderen gebruikt. Het boerenpaard was zonder meer het pronkstuk op elke boerderij.

De eerste generatie tractoren leverde alleen trekkracht op het veld die door de draaibeweging van de wielen van de getrokken tuigen werd omgezet in vermogen. In feite waren het weinig meer dan zeer dure, weinig bedrijfszekere trekpaarden. Dat veranderde door de introductie in de jaren 1920 van de aftakas. Op die manier werd de tractormotor als aandrijfbron gekoppeld aan de tuigen die werden gedragen dan wel voortgetrokken. Het heeft volgens CAG best wel lang geduurd vooraleer de mechanisering en meer nog de motorisering van de veldwerkzaamheden is doorgebroken in Vlaanderen.

Meer weten? Lees het themaverhaal ‘Met vereende krachten. Aandrijving van werktuigen in de landbouw’.

Bron: Centrum Agrarische Geschiedenis

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek