Angst voor combitox-effect van pesticiden is onterecht

“Met de kennis en de methodiek waarover we vandaag beschikken, is het zogenaamde combitox-effect geen reden om te twijfelen aan de veiligheid van ons voedsel.” Dat zegt professor Pieter Spanoghe (UGent) in de marge van het internationale IUPAC-congres over gewasbescherming dat vorige maand plaatsvond aan de universiteit. Drukkingsgroepen die het niet begrepen hebben op chemische bestrijdingsmiddelen verwijzen naar dat ‘cocktaileffect’ om te insinueren dat pesticidenresiduen die elk apart onder de residulimiet blijven samen toch een voor de gezondheid schadelijk effect kunnen hebben. Dat blijkt niet zo te zijn volgens de Europese meetmethode die Spanoghe mee ontwikkeld heeft. Ook voor duiding bij de milieudruk door gewasbescherming – die is dalend, gezien de Seq-index die de professor becijfert – zijn we bij hem aan het juiste adres.
3 juni 2019  – Laatste update 14 september 2020 14:50
Lees meer over:

“Met de kennis en de methodiek waarover we vandaag beschikken, is het zogenaamde combitox-effect geen reden om te twijfelen aan de veiligheid van ons voedsel.” Dat zegt professor Pieter Spanoghe (UGent) in de marge van het internationale IUPAC-congres over gewasbescherming dat vorige maand plaatsvond aan de universiteit. Drukkingsgroepen die het niet begrepen hebben op chemische bestrijdingsmiddelen verwijzen naar dat ‘cocktaileffect’ om te insinueren dat pesticidenresiduen die elk apart onder de residulimiet blijven samen toch een voor de gezondheid schadelijk effect kunnen hebben. Dat blijkt niet zo te zijn volgens de Europese meetmethode die Spanoghe mee ontwikkeld heeft. Ook voor duiding bij de milieudruk door gewasbescherming – die is dalend, gezien de Seq-index die de professor becijfert – zijn we bij hem aan het juiste adres.

Vorige maand streek de mondiale vereniging van chemici (IUPAC) in Gent neer voor een internationaal congres over gewasbescherming. Gastheer voor de honderden experten in gewasbescherming was de Universiteit Gent. Hoewel gewasbescherming en meer bepaald glyfosaat om de haverklap (negatief) nieuws is, bleef het congres verstoken van grote media-aandacht. Communicatie was nochtans één van de thema’s. De reden waarom dat aan bod kwam naast meest voor de hand liggende onderwerpen wordt ons toegelicht door professor Pieter Spanoghe (UGent): “Het belang van een betere kennis kan niet worden onderschat om een meer transparante en constructieve maatschappelijke dialoog over gewasbescherming te doen ontstaan.”

Door de eindeloze stroom negatieve berichten over pesticiden in het algemeen en glyfosaat in het bijzonder spreekt het niet vanzelf om in positieve termen te communiceren over gewasbescherming, én gehoord te worden. Tijdens een panelgesprek over wetenschap en communicatie werd de verhouding negatieve versus positieve berichtgeving over gewasbescherming op 40 tegen 1 geraamd. Er werd ook bij gezegd dat wetenschapscommunicatie niet mag vertrekken van de onwetendheid van het publiek, en dat overdreven simplificatie het debat kan schaden.

Gewasbescherming is verre van simpel, en daar heeft niet alleen de burger moeite mee. “Europese indicatoren van de milieudruk door gewasbescherming zijn gebaseerd op het gebruikte volume. Dat zegt weinig want het is niet zo eenvoudig als hoe minder kilo actieve stof hoe beter”, weet professor Spanhoge. Aan de gebruikte hoeveelheden actieve stof moet informatie gekoppeld worden over de humane toxiciteit en ecotoxiciteit van een stof. “Amper tien gram van een erg milieuschadelijke stof kan nog steeds problematisch zijn”, illustreert Spanoghe.

De milieudruk door gewasbescherming is volgens de professor gedaald, eerst door lagere doseringen van nog altijd vrij toxische middelen en tegenwoordig door middelen die meer selectief zijn en minder schadelijk voor zowel mens als milieu. Dat lees je af uit de Seq-index die Spanoghe becijfert voor de Vlaamse Milieumaatschappij: in vergelijking met de jaren '90 ondervindt het waterleven veel minder hinder van insecticiden en andere bestrijdingsmiddelen. Het risicoprofiel van middelen die landbouwers gebruiken ter bescherming van hun teelten kan naar verluidt niet blijven verbeteren. Spanoghe: “Met volledig onschadelijke stoffen schakel je geen insecten uit. Gelijk welk gewasbeschermingsmiddel, of het nu synthetisch of biologisch is, heeft een impact op de omgeving. Stel dat tuinliefhebbers Roundup vervangen door keukenzout. Ook dat is niet onschuldig als je denkt aan de (beperkte) biodiversiteit van een strand.”

Professor Pieter Spanoghe is overtuigd van het nut van gewasbeschermingsmiddelen, net zoals hij overtuigd is van de noodzaak van een duurzaam gebruik. “Het is één van mijn grootste teleurstellingen dat je daarvoor niet sneller onderzoeksmiddelen vrij krijgt. Fondsen zijn makkelijker te bekomen als je wil aantonen dat het gebruik van een gewasbeschermingsmiddel problematisch is voor mens of milieu.”

De milieudruk door gewasbescherming verkleinen, doe je volgens hem niet door van meer Vlaamse landbouwers bioboeren te maken. In Vlaanderen wordt slechts 1,3 procent van het landbouwareaal biologisch bewerkt. “Stel je voor dat alle gangbare landbouwers over een modern spuittoestel zouden beschikken zodat op bijna 99 procent van het landbouwareaal de gewasbeschermingsmiddelen op het veld en niet daarbuiten belanden”, zegt Spanoghe. “Vandaag is de investering in een spuittoestel er dikwijls één voor het leven. Er zijn nog heel wat machines uit de jaren ’80 en ’90 in omloop die de periodieke keuringen doorstaan. Vergelijk je het technisch presteren van die oude spuittoestellen met hetgeen een moderne spuit kan, dan vindt Spanoghe dat niet de beste investeringsstrategie. “Let op, ik wil landbouwers niet met de vinger wijzen omdat ze tot hun pensioen dezelfde spuitmachine gebruiken. Haalbare oplossingen kunnen zijn: gewasbescherming laten uitvoeren door een loonwerker die sneller vervangingsinvesteringen kan doen, of modulaire spuittoestellen die zich jaren na de aanschaf nog laten aanpassen naar de modernste techniek.”

In het licht van het debat over wetenschapscommunicatie tijdens het IUPAC-congres hoedt Pieter Spanoghe er zich voor om als expert in de materie te belerend over te komen. Dat wil niet zeggen dat hij een blad voor de mond neemt: “Ik probeer te begrijpen wat er in de samenleving leeft rond het thema gewasbescherming, maar dat beïnvloedt mijn persoonlijke standpunten niet.” Spanoghe is een autoriteit als het over het combitox-effect in voeding gaat. De normen voor de maximaal toegelaten pesticidenresiduen in voeding hebben betrekking op afzonderlijke actieve stoffen. Ze houden rekening met een goed landbouwkundig gebruik en met gezondheidsdrempels waar een factor 100 als veiligheid is ingebouwd: factor 10 vanwege de bepaling via dierproeven en nog eens factor 10 vanwege de variabiliteit binnen een populatie mensen. Milieuorganisaties zijn daardoor niet gerustgesteld. Zij vrezen dat de wetgever er onvoldoende bij stilstaat dat pesticiden elkaars impact op de gezondheid van mensen kunnen versterken. “Volgens de kennis en methodiek waarover we vandaag beschikken, is de situatie veilig”, verzekert de professor, waarmee hij indirect aangeeft dat wetenschap voortdurend in ontwikkeling is en tot nieuwe inzichten kan leiden.

De beoordelingsprocedures voor gewasbeschermingsmiddelen zijn zo streng geworden dat het middelenpakket waarover boeren en tuinders beschikken ieder jaar versmalt. Houdt dat ergens op? “Toch wel, op het moment dat het aanbod gewasbeschermingsmiddelen onhoudbaar klein wordt, zal je dat zien keren”, voorspelt de expert. “Na het verbod op neonicotinoïden hebben boeren de maatschappij al geconfronteerd met de ongewenste gevolgen. Particulieren merken zelf tot welk nut bestrijdingsmiddelen dienen door de buxusmot die hun tuinplanten aantast. Wanneer de maatschappij inziet dat er een ernstig probleem is, wordt er anders aangekeken tegen gewasbeschermingsmiddelen.”

Beeld: Bayer Forward Farming

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek