Grote verschuiving in begunstigden van zoogkoeienpremie

Met de rendabiliteit van vleesveehouderij is het al jaren slecht gesteld zodat de meeste bedrijven overleven op inkomenssteun. Bij de vorige hervorming van het landbouwbeleid werd de zoogkoeienpremie grondig herdacht. Aan het dalend budget werd een mouw gepast door het aantal begunstigden te beperken zodat de premie betekenisvol blijft voor de gespecialiseerde vleesveehouders die hem het meest nodig hebben om te kunnen concurreren met rundvleesimport. “In vergelijking met het laatste jaar van de oude regeling voldeden 2.000 landbouwers niet aan de instapvoorwaarden voor de nieuwe regeling. Omgekeerd zijn er ook 600 nieuwe begunstigden”, verheldert minister Schauvliege de impact van de hervorming. Ze deed dat op vraag van Vlaams volksvertegenwoordiger Jelle Engelbosch (N-VA).
27 december 2017  – Laatst bijgewerkt om 4 april 2020 15:38
Lees meer over:

Met de rendabiliteit van vleesveehouderij is het al jaren slecht gesteld zodat de meeste bedrijven overleven op inkomenssteun. Bij de vorige hervorming van het landbouwbeleid werd de zoogkoeienpremie grondig herdacht. Aan het dalend budget werd een mouw gepast door het aantal begunstigden te beperken zodat de premie betekenisvol blijft voor de gespecialiseerde vleesveehouders die hem het meest nodig hebben om te kunnen concurreren met rundvleesimport. “In vergelijking met het laatste jaar van de oude regeling voldeden 2.000 landbouwers niet aan de instapvoorwaarden voor de nieuwe regeling. Omgekeerd zijn er ook 600 nieuwe begunstigden”, verheldert minister Schauvliege de impact van de hervorming. Ze deed dat op vraag van Vlaams volksvertegenwoordiger Jelle Engelbosch (N-VA).

Bij de laatste hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) werd in Vlaanderen de aloude zoogkoeienpremie omgevormd tot een premie voor het behoud van de gespecialiseerde zoogkoeienhouderij. In een context van een sterk dalend budget koos de overheid er in 2015 voor om de premie enkel nog te richten op bedrijven waar vleesvee meer is dan een neventaak. “Het waardeverlies per premie bleef zo beperkt, maar daarvoor werd wel een prijs betaald. Heel wat kleinere vleesveebedrijven vallen sindsdien uit de boot”, analyseert Vlaams parlementslid Jelle Engelbosch.

In de biosector zorgde zowel de instapdrempel van 20 kalvingen als de beperking tot gespecialiseerde vleesrassen voor premieverlies. Heel wat bioboeren maken namelijk gebruik van dubbeldoelrassen. Engelbosch vraagt zich af of er inmiddels al meer geweten is over de ‘verliezers’ van de hervorming, en het effect van het subsidieverlies op hun bedrijfsvoering. En passant wil het parlementslid weten of de nieuwe regeling nog geëvalueerd wordt, want hij vindt ze moeilijk te verzoenen met het voornemen van de minister om alle landbouwmodellen evenwaardig te ondersteunen.

Vlaams landbouwminister Joke Schauvliege maakt van de gelegenheid gebruik om één en ander nog eens duidelijk op een rijtje te zetten. “De zoogkoeienpremie is jarenlang een stabiele inkomensbron voor vleesveehouders geweest tot Europees landbouwcommissaris Dacian Ciolos voorstelde om alle vormen van aan productie gekoppelde steun stop te zetten. Zowel Vlaanderen als Wallonië waren daar tegen. Eind 2014 werd de zoogkoeienpremie niettemin stopgezet, met als tegemoetkoming voor de lidstaten die dat betreurden een beperkte budgetreservatie voor een alternatieve premieregeling. Als lidstaat moest je kunnen aantonen dat vleesveehouderij van groot socio-economisch belang is op het platteland.”

Tegen die achtergrond maakte Vlaanderen werk van een alternatieve regeling. Een doorstart van het oude zoogkoeienpremiesysteem – “aan iedereen steun blijven geven” – was geen optie. Het nieuw beschikbare budget was ook lager dan voorheen en bovendien werd het stelselmatig afgebouwd: van 28 miljoen euro in 2014 naar 21 miljoen euro in 2020. De alternatieve regeling maakte de steun doelgerichter en mikte op de ‘actieve professionele en gespecialiseerde vleesveehouder’ door het instellen van een instapdrempel. Wie voldoende zoogkoeien heeft om aan 20 kalvingen op jaarbasis te komen, is sindsdien premiegerechtigd.

“Aangezien het budget slinkt, zijn harde keuzes gemaakt. Er zijn verschuivingen, met verliezers en winnaars. Ik ben van mening dat de destijds gemaakte keuze een sterke en goed gemotiveerde keuze is. De Europese Commissie heeft dit trouwens bevestigd”, brengt minister Schauvliege in herinnering. Zo’n 2.000 landbouwers voldeden niet aan de instapvoorwaarden voor de nieuwe regeling. Omgekeerd zijn er ook 600 landbouwbedrijven die onder de oude regeling niet in aanmerking kwamen, en nu wel. De drempel voor begunstigden werd op 20 kalvingen op jaarbasis gelegd, maar er werd in een overgangsregeling voorzien voor bedrijven met 14 tot 20 kalvingen. Honderden landbouwers hebben hiervan gebruikgemaakt.

Volgens Schauvliege is het te simpel om te stellen dat kleine bedrijven uit de boot vallen door de nieuwe regeling. “Ook veel grote akkerbouw- en melkveebedrijven houden een beperkt aantal zoogkoeien. We mogen zeker niet de fout maken te beweren dat enkel kleine bedrijven weinig zoogkoeien hebben.” Vleesveehouders die niet aan de instapvoorwaarden voldoen, komen wel nog in aanmerking voor andere GLB-steunmaatregelen zoals de basispremie en vergroeningssteun. Dat biologische en andere vleesveehouders met dubbeldoelrassen in de stal uitgesloten worden, verklaart de minister door de andere marktsituatie. “Zij boksen anders dan de gespecialiseerde vleesveehouderij niet op tegen een ongelijk speelveld op de wereldmarkt.”

Met deze verklaring en de toevoeging dat er speciale premies zijn voor lokale dubbeldoelrassen en voor bioboeren blijft N-VA’er Jelle Engelbosch op zijn honger zitten. “Met de regeling die momenteel van kracht is, valt een deelsector (bio) echter zo goed als volledig uit de boot. Dat staat haaks op wat we hier altijd stellen. We zijn voor de biolandbouw en voor de korte keten. We zijn voor alternatieven voor de massaproductie en de vleesindustrie. U zegt dat en wij zeggen dat. Maar het beleid dat wordt gevoerd en de keuzes die zijn gemaakt ten aanzien van de vraag wie voor de premie in aanmerking komt, staan eigenlijk haaks op wat we zeggen. Daar heb ik wat moeite mee.”

Nog volgens Engelbosch zat de biosector niet mee aan de onderhandelingstafel. Hij hoopt dat BioForum mee mag aanschuiven met het oog op de nieuwe hervormingen van het Europees landbouwbeleid na 2020. Als het over subsidies in het algemeen gaat, dan bepleit hij dat de steun meer naar de kleinschalige boer gaat dan naar zijn grootschalige collega. “Zeer grote bedrijven zijn enkel verantwoord als ze op zichzelf kunnen staan.” Collega-parlementslid Bart Dochy (CD&V) wijst op de ‘schaalverwarring’ in heel de discussie over de zoogkoeienpremie: “We mogen het cliché niet bevestigen dat biobedrijven kleinschalig zijn. In Wallonië zijn er biologische vleesveebedrijven met zeer grote dieraantallen, en ook in Vlaanderen zijn er met een zekere schaal.”

Namens Groen merkt Bart Caron op dat de nieuwe regeling de specialisatie van landbouwbedrijven stimuleert omdat een gemengd bedrijf naast de steun grijpt. “Ook bevordert het schaalvergroting en bemoeilijkt het kleinschalige doch intensieve biolandbouw.” Minister Schauvliege benadrukt dat de nieuwe regeling niet gericht is tegen een bepaald soort landbouw. “Gegeven de context was kleinschaligheid ondersteunen, niet meer evident. In het verleden kwamen de zoogkoeienpremies vaak bij pensioenboeren terecht die nog een paar dieren hielden. Het premieverlies raakt mensen die dat niet goed begrijpen. Daarom is het goed de context te kennen en te weten binnen welke voorwaarden we een nieuw systeem hebben moeten uitwerken.”

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek