Inkomenssteun nog steeds onmisbaar voor Europese boer

Hoewel het niet eenvoudig is om het inkomen van landbouwers en niet-landbouwers te vergelijken, is het toch duidelijk dat het landbouwinkomen in heel de Europese Unie globaal genomen onder het inkomen ligt van dat van niet-landbouwers. Wel is te zien dat die kloof doorheen de jaren kleiner wordt. De inkomenssteun die landbouwers in de EU ontvangen, vormt vandaag gemiddeld een derde van het inkomen van Europese boeren. Deze cijfers maken duidelijk dat het GLB en de directe betalingen nog steeds een belangrijke rol spelen in het stabiliseren van het landbouwinkomen.
20 januari 2020  – Laatste update 4 april 2020 15:51
Lees meer over:

Hoewel het niet eenvoudig is om het inkomen van landbouwers en niet-landbouwers te vergelijken, is het toch duidelijk dat het landbouwinkomen in heel de Europese Unie globaal genomen onder het inkomen ligt van dat van niet-landbouwers. Wel is te zien dat die kloof doorheen de jaren kleiner wordt. De inkomenssteun die landbouwers in de EU ontvangen, vormt vandaag gemiddeld een derde van het inkomen van Europese boeren. Deze cijfers maken duidelijk dat het GLB en de directe betalingen nog steeds een belangrijke rol spelen in het stabiliseren van het landbouwinkomen.

De Commissie heeft een reeks deskundigen gevraagd om een aantal feiten over de negen doelstellingen die voorop worden gesteld in het toekomstige Gemeenschappelijke Landbouwbeleid (GLB) onder de loep te nemen en de beleidsrelevantie van de doelstellingen na te gaan. In een eerste rapport wordt de GLB-doelstelling ‘een leefbaar landbouwinkomen genereren’ tegen het licht gehouden. Daarin wordt onder meer nagegaan in welke mate het landbouwinkomen verschilt van het inkomen in de rest van de economie en welke rol landbouwsubsidies vandaag spelen op individueel bedrijfsniveau.

In het rapport is te zien dat het landbouwinkomen nog steeds niet op hetzelfde niveau staat als het inkomen in de rest van de economie. Maar waar Europese landbouwers in de periode 2005-2010 slechts een derde verdienden van wat niet-landbouwers in de EU verdienen, is die verhouding sinds 2011 in gunstige zin geëvolueerd. Volgens cijfers van 2017 verdient een Europese boer 46,5 procent van het inkomen van een niet-landbouwer. Deze trend gaat evenwel niet op voor elke lidstaat. Zo is het inkomen van landbouwers in Tsjechië en Estland hoger dan dat van niet-landbouwers.

De tien regio’s met het hoogste landbouwinkomen zijn België, Nederland, het noorden van Frankrijk, Italië, Duitsland, het oosten van het Verenigd Koninkrijk en het zuiden van Zweden. Dat komt omdat deze regio’s een hogere productiviteit kennen en er vaak specialisatie is in intensieve teelten en hoogwaardige producten. Landbouwers gespecialiseerd in pluimvee of varkens, wijnbouwers of siertelers hebben vaak het hoogste inkomen, waar vleesveebedrijven en gemengde bedrijven het laagste inkomen hebben. Akkerbouwers en melkveehouders bevinden zich in de middengroep, maar hun inkomen vertoont wel een neerwaartse trend.

Naast teeltkeuzes spelen ook andere economische facetten een rol in de verklaring van de diversiteit in inkomens tussen landbouwbedrijven. Een cruciale rol is echter de bedrijfsgrootte. Voor de meeste lidstaten gaat het volgende op: hoe groter het bedrijf, hoe hoger het inkomen.

De mate waarin landbouwbedrijven zich structureel kunnen aanpassen aan nieuwe uitdagingen, is een andere belangrijke factor in het landbouwinkomen. Daarbij wordt verwezen naar de manier waarop met digitalisering wordt omgegaan. “Het laat toe om activiteiten te monitoren en wie beter zicht heeft op zijn vaste kosten, kan die ook beter managen”, klinkt het. “Maar dat vereist wel zware investeringen die vaak pas op middellange of lange termijn opleveren.”

Naast vaststellen in welke mate het landbouwinkomen verschilt van het inkomen in de rest van de Europese economie, staat het rapport ook stil bij de noodzaak voor inkomenssteun voor landbouwers. Gemiddeld genomen maakt inkomenssteun 12 procent uit van de omzet van landbouwbedrijven en ongeveer een derde van het landbouwinkomen, al zijn er wel sterke verschillen tussen sectoren en met sectoren in crisis.

“Een unaniem antwoord op de hardnekkige vraag over het nut van inkomenssteun is moeilijk. Toch merken we dat de meerderheid van de EU-burgers zich wel kan scharen achter de doelstelling van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid om landbouwers een redelijke levensstandaard te bieden”, luidt het. Waar er minder overeenstemming over is, is over de verdeling van de steun. Het feit dat 20 procent van de landbouwers 80 procent van de subsidies ontvangt, is een vaak gehoord verwijt. Aan dit onevenwicht moet aandacht besteed worden”, stelt het rapport. Al zorgde de laatste GLB-hervorming op dat vlak al voor meer transparantie.

Een impactanalyse die het GLB-voorstel van de Europese Commissie begeleidt, doet een aantal aanbevelingen om de landbouwsteun eerlijker te verdelen. In de eerste plaats kan het helpen om een limiet op te leggen aan de directe steun per landbouwbedrijf. Dit wordt aftopping van de steun genoemd. De steun wordt op die manier efficiënter ingezet aangezien het algemeen geweten is dat er bij grote bedrijven schaalvoordelen optreden. Een hoger steunbedrag voor de eerste hectares die een bedrijf bewerkt, kan ook een rol spelen, zo stelt het rapport.

Tegelijk is er ook een waarschuwing. “Kleine en middelgrote landbouwbedrijven ondersteunen, alsook regio’s met natuurlijke beperkingen, kan de landbouwactiviteit helpen in stand houden over een grotere oppervlakte, maar tegelijkertijd kan dit er ook voor zorgen dat de Europese productiviteit erop achteruitgaat. Voor het milieu zou dit wel een meerwaarde betekenen”, klinkt het.

Een onderzoek heeft evenwel uitgewezen dat de grootste impact van het GLB zich niet situeert op productieniveau, maar wel op vlak van de structurele aanpassing van bedrijven, van de regionale spreiding van de productie en van de verlaging van de milieudruk. Bovendien zou de afschaffing van de inkomenssteun zorgen voor een daling van het landbouwinkomen met 17 procent, hoewel dat percentage sterk verschilt tussen sectoren.

Door de liberalisering van de landbouwmarkten worden landbouwers ook meer blootgesteld aan prijsvolatiliteit. Bovendien krijgen ze ook steeds vaker te maken met extreem weer als gevolg van de klimaatverandering en neemt de blootstelling aan sanitaire en fytosanitaire risico’s toe. Dat zorgt voor bijkomende druk op het inkomen en het maakt landbouwers zeer kwetsbaar. Meer dan 20 procent van de Europese landbouwers zegt prijsschommelingen van meer dan 30 procent te ervaren, wat voor enorme druk kan zorgen op de cash-flow van bedrijven.

Het nieuwe Gemeenschappelijke Landbouwbeleid moet dan ook een adequaat kader bieden om met deze risico’s en volatiliteit om te gaan. Idealiter combineert dit kader Europese maatregelen met instrumenten van de lidstaten en van de private sectoren.

In dat kader merkt het rapport op dat de ontkoppelde steun een jaarlijks, stabiel kussen is dat helpt om de inkomensvolatiliteit op te vangen. Ook hier opnieuw is er een heel sterk verschil tussen de verschillende sectoren. Rundveebedrijven bijvoorbeeld hebben vaak een laag inkomen en zijn soms tot bijna 90 procent afhankelijk van de inkomenssteun.

Een nieuwe studie stelt dat vanuit het oogpunt van landbouwers directe, gekoppelde steun de meest gunstige maatregel is om het landbouwinkomen op te trekken, terwijl vanuit maatschappelijk oogpunt een inkomensstabilisatie-instrument en een brede weersverzekering meer gezien worden als efficiënt omdat dit helpt het inkomen te verbeteren in de slechtste jaren. Tegelijk is het ook zo dat overheidssteun ervoor kan zorgen dat er geen private risicobeheerssystemen ontstaan. Bovendien maakt het landbouwers minder risicoavers en zijn ze minder geneigd om te kiezen voor veerkrachtige bedrijfsstructuren.

In de toekomst krijgen lidstaten de kans om inkomensstabilisatie-instrumenten te ontwikkelen. Dit is vooral interessant voor sectoren die af en toe geconfronteerd worden met een significante daling van hun inkomen en waar er geen bestaande instrumenten, zoals termijnmarkten, voorhanden zijn. Over het algemeen werken termijnmarkten zowel voor de landbouwers als voor de verzekeraars goed. Maar bijvoorbeeld voor melk ontbreekt een goed werkende termijnmarkt. In dat geval kan de ontwikkeling van een inkomensstabilisatie-instrument goed zijn om melkveehouders te beschermen tegen inkomensonzekerheid. In andere sectoren, waar de inkomensvorming het grootste probleem is, kunnen directe betalingen de beste manier zijn om het inkomen van landbouwers te ondersteunen.

Meer informatie: CAP specific objectives - Ensuring viable farm income

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek