Landbouwsteun verder gedaald in OESO-landen

In de 34 lidstaten van de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) zijn de landbouwsubsidies de afgelopen jaren blijven dalen. Momenteel liggen die op 18 procent van het bruto landbouwinkomen. In 2013 kregen de landbouwers in alle OESO-lidstaten samen 194 miljard euro. “Dat is een lichte achteruitgang in vergelijking met 2012”, klinkt het. Toen maakten de subsidies 19 procent van het totale landbouwinkomen, of 203 miljard euro, uit. In het midden van de jaren 80 ging het nog om 37 procent van het inkomen.

Hoewel het aandeel van subsidies in het landbouwinkomen daalt, maakt de OESO zich toch zorgen omdat een groot deel van de landbouwsteun nog steeds de markt verstoort. Zo zou de helft van de 194 miljard die in 2013 werd uitbetaald aan landbouwbedrijven, nog uitgekeerd zijn onder een vorm die een handels- en marktverstorend effect heeft. Het OESO-rapport roept de regeringen op om de band tussen steun en productie te doorbreken en de focus meer te leggen op het verbeteren van de landbouwproductiviteit en duurzaamheid.

Het tempo waarin lidstaten deze marktverstorende steun afbouwen, verschilt sterk van land tot land. Australië, Chili en Nieuw-Zeeland beperken de steun tot drie procent van het totale landbouwinkomen en de steun wordt enkel uitgekeerd in het kader van risicobeheer, rampen en onderzoek en ontwikkeling. In andere landen zoals IJsland, Japan, Korea, Noorwegen en Zwitserland maakt de steun aan de producenten nog bijna 40 procent van het landbouwinkomen uit.

Als men de landbouwsteun gaat vergelijken met het bruto nationaal product (bnp) van de OESO-zone, dan blijkt dat die ook een neerwaartse tendens vertoont. De financiële hulp aan landbouw bedraagt nu minder dan één procent van het bnp tegen gemiddeld drie procent in de periode 1986-1988. “Dat wijst erop dat de landbouwsector alsmaar minder weegt op de nationale economieën”, staat te lezen in het rapport.

Meer informatie: OECD Agricultural Policy Monitoring and Evaluation 2014