"MAP5 is wetenschappelijk stevig onderbouwd"

Het vijfde mestactieplan wordt door de milieubeweging afgeschilderd als symptoombestrijding terwijl het in de landbouwsector ervaren wordt als een zware dobber. Hoe zit dat nu eigenlijk vroegen we na de goedkeuring van het Mestdecreet in het Vlaams Parlement aan Tinne Rombouts (CD&V). Als hoofdindiener van het voorstel van decreet en voorzitter van de commissie Leefmilieu antwoordt ze diplomatisch: “MAP5 is de gulden middenweg die Vlaanderen moet toelaten de waterkwaliteitsdoelstellingen te behalen. Wetenschappelijk is het goed onderbouwd zodat de Europese Commissie daar ook van overtuigd is.” De extra inspanning die van landbouwers gevraagd wordt, mag volgens Rombouts niet onderschat worden. Een belangrijke motivatie voor diegenen die het op het terrein moeten waarmaken, zit in de omkeerbaarheid. Landbouwers die kunnen aantonen dat hun bedrijfsvoering geen vermesting veroorzaakt, kunnen extra maatregelen vermijden.
11 juni 2015  – Laatst bijgewerkt om 4 april 2020 15:22
Lees meer over:

Het vijfde mestactieplan wordt door de milieubeweging afgeschilderd als symptoombestrijding terwijl het in de landbouwsector ervaren wordt als een zware dobber. Hoe zit dat nu eigenlijk vroegen we na de goedkeuring van het Mestdecreet in het Vlaams Parlement aan Tinne Rombouts (CD&V). Als hoofdindiener van het voorstel van decreet en voorzitter van de commissie Leefmilieu antwoordt ze diplomatisch: “MAP5 is de gulden middenweg die Vlaanderen moet toelaten de waterkwaliteitsdoelstellingen te behalen. Wetenschappelijk is het goed onderbouwd zodat de Europese Commissie daar ook van overtuigd is.” De extra inspanning die van landbouwers gevraagd wordt, mag volgens Rombouts niet onderschat worden. Een belangrijke motivatie voor diegenen die het op het terrein moeten waarmaken, zit in de omkeerbaarheid. Landbouwers die kunnen aantonen dat hun bedrijfsvoering geen vermesting veroorzaakt, kunnen extra maatregelen vermijden.

In uitvoering van de Europese Nitraatrichtlijn legt het mestactieplan (MAP) beperkingen op inzake het gebruik van dierlijke mest op landbouwgrond. Vierjaarlijks moet dit actieplan geactualiseerd worden. Ondertussen is Vlaanderen al toe aan MAP5, voor de periode 2015-2018. Na de goedkeuring in de commissie Leefmilieu werd het Mestdecreet woensdag gestemd in de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement. Dat leverde geen verrassingen meer op zodat het decreet nu is goedgekeurd en de nodige documenten overgemaakt kunnen worden aan Europa.

Het nieuwe mestactieplan werkt gebieds- en bedrijfsgericht aan een betere waterkwaliteit. Van landbouwers worden opnieuw extra inspanningen verwacht. Een boer of tuinder zal zich niet meer kunnen wegsteken achter een generieke aanpak van het probleem. Zij worden individueel voor hun verantwoordelijkheid geplaatst, de zogenaamde focusbedrijven op kop. Dat zijn boerderijen met een areaal dat voor de helft of meer in een gebied met een slechte waterkwaliteit ligt.

Hoewel onder het vorige mestactieplan vooruitgang werd geboekt, werd het streefdoel van maximaal 16 procent ‘slechte’ meetpunten in landbouwgebied niet gehaald. In 2014 strandde men op 21,1 procent rode MAP-meetpunten. Tegen 2018 mag nog maximum vijf procent van de meetpunten de norm van 50 milligram nitraat per liter water overschrijden. “De landbouwsector heeft nog een weg af te leggen en de laatste loodjes wegen altijd het zwaarst”, zegt Vlaams parlementslid Tinne Rombouts (CD&V) daarover.

Bij de opmaak van een mestactieplan houdt de Europese Commissie de vinger aan de pols en de doelstelling in het achterhoofd. Overleg met alle stakeholders is in die fase erg belangrijk. Het eindresultaat is volgens Rombouts de gulden middenweg tussen de verwachtingen van de milieu- en landbouworganisaties in Vlaanderen. In dat opzicht hoeft het niet te verbazen dat MAP5 voor de één niet ver genoeg gaat terwijl de ander moeite heeft om de extra inspanningen tegenover de eigen achterban te verdedigen. Eigenlijk telt alleen dat de doelstellingen voor de waterkwaliteit gehaald zullen worden en daarin heeft de voorzitter van de commissie Leefmilieu een goed oog gelet op de wetenschappelijke onderbouwing van MAP5.

De verontreiniging van oppervlakte- en grondwater met fosfaat is een ander paar mouwen dan de uitspoeling van stikstof. Tinne Rombouts heeft het over “een uitdaging met de kennis waarover we vandaag beschikken”. Het plantennutriënt fosfor is veel minder mobiel in de bodem dan stikstof. Het spoelt dus minder snel uit, maar de keerzijde van de medaille is dat een fosfaatverzadigde bodem een probleem is dat je niet van vandaag op morgen oplost. “Fosfor vergt een andere aanpak dan stikstof”, weet Rombouts. MAP5 geeft daar een vernieuwend antwoord op: uitmijning, wat zoveel wil zeggen als minder fosfor toedienen zodat planten de in de bodem beschikbare voorraad uitputten. Door de verstrenging van de fosfornormen kunnen landbouwers minder dierlijke mest op hun percelen uitrijden. Dat zal zich vooral bij drijfmest van varkens laten voelen gelet op de ongunstige stikstof-fosforverhouding.

Rombouts sprak eerder van een gebiedsgerichte aanpak in MAP5 maar voor fosfor mag je gerust spreken van een perceelspecifieke aanpak. “Er is een inschatting gemaakt van de historisch opgebouwde fosforvoorraden op Vlaamse landbouwpercelen. Een landbouwer die met grondstalen kan aantonen dat zijn perceel beter scoort, krijgt meer bemestingsruimte. In het andere geval wordt het nog meer op maat bemesten.” Het is net deze erg gerichte aanpak die maakt dat de meerderheidspartijen in het Vlaams Parlement er vertrouwen in hebben dat het met de waterkwaliteit in landbouwgebied de goede richting zal blijven uitgaan.

Tijdens een hoorzitting met het werkveld kwamen een aantal discussiepunten bovendrijven. Eerder schreven we al over de bemestingsvrije zone langs waterlopen. Een ander heikel punt zijn de MAP-meetpunten waarvan vermoed wordt dat ze bij de bron al erg rijk zijn aan nitraat zodat ze geen goede maatstaaf zijn voor de ‘vermesting’ van oppervlaktewater. Tinne Rombouts bekijkt dat erg nuchter: “Het heeft geen zin om princiepsdiscussies te voeren want zo riskeer je de inspanningen van landbouwers te miskennen. Wetenschappelijk onderzoek moet één en ander uitklaren. Als we maatregelen opleggen, moeten het de juiste zijn.”

In de aanloop naar de stemming in het parlement lieten de bioboeren luid van zich horen. Zij vrezen dat de strengere fosfornormen hen de das zullen omdoen aangezien de organische bemesting met stalmest of compost daardoor ernstig gelimiteerd wordt. Als dat er toe leidt dat de stikstofbehoefte van de plant niet ingevuld geraakt, dan dreigt de oogst ernstig tegen te vallen. Op lange termijn kan ook de bodemvruchtbaarheid in het gedrang komen indien er minder organische stof wordt toegediend.

Andermaal zetten de dames en heren politici de Vlaamse landbouwonderzoekers aan het werk. De biosector kreeg geen uitzondering op de algemene regel dat enkel op bodems met een beperkte fosforvoorraad (klasse 1 en 2) maar 50 procent van de via stalmest en compost aangevoerde fosfor in rekening wordt gebracht. Gelet op de MAP-strategie om de fosforvoorraad in de bodem aan te spreken en uit te putten, was dat moeilijk verdedigbaar. Maar de beleidsmakers zijn er zich wel van bewust dat bioboeren een probleem hebben indien veel van hun percelen in fosforklasse 3 en 4 vallen. Daarom werd in het Vlaams Parlement het engagement uitgesproken om in samenspraak met Europa tot een oplossing te komen, maar daarvoor moet er dus eerst en liefst snel zicht zijn op de werkelijke omvang van het probleem.

Hebben de bioboeren dan geen punt dat je met zulke strenge fosfornormen de bodemvruchtbaarheid op de helling zet? “Zowel vanuit de landbouwsector als de overheid probeert men meer oog te hebben voor de algemene bodemtoestand maar de bemestingsnormen creëren inderdaad een spanningsveld met het toedienen van voldoende organische stof”, erkent het Vlaams parlementslid. Hoe de twee met elkaar verzoenen, is onderwerp van lopend onderzoek. Tinne Rombouts rekent ook op de voorlichting om bodemvruchtbaarheid onder de aandacht van landbouwers te brengen. Wat de ondersteuning aan landbouw betreft, verwijst Rombouts nog naar de goede werken van de dienst Bedrijfsadvies van de Vlaamse Landmaatschappij en de waterkwaliteitsgroepen die lokaal waterkwaliteitsproblemen blijven opsporen met de steun van het Coördinatiecentrum CVBB.

Tot slot polsen we bij het parlementslid nog naar de derogatie waarop veel (rund)veehouders rekenen maar die vooralsnog geen feit is. De officiële aanvraag bij de Europese instanties kan niet eerder gebeuren dan na de goedkeuring van het Mestdecreet in het parlement en de bekrachtiging ervan door de Vlaamse regering. Op 25 juni komt op Europees niveau het Nitraatcomité samen. Tinne Rombouts hoopt dat daar de beslissing zal vallen over de derogatie. Vlaamse veehouders willen namelijk dringend weten of ze, onder strikte voorwaarden en ter vervanging van kunstmest, meer dierlijke mest mogen opbrengen op hun velden dan de norm van 170 kilo stikstof per hectare. Rombouts durft veronderstellen dat Vlaanderen de derogatie zal binnenhalen “omdat we heel goed kunnen aantonen dat het geen negatief effect op het milieu heeft”. De krachtlijnen van de derogatie zoals veehouders die kennen, zouden daarbij bewaard kunnen blijven.

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek