Nitraatresidu als hoeksteen van handhaving mestbeleid

In 2017 bedroeg het gewogen gemiddelde nitraatresidu van de percelen die in opdracht van de Mestbank bemonsterd werden 76 kilo stikstof per hectare. In een aantal gewassen werden duidelijk hogere waarden gemeten als gevolg van de droge en warme weeromstandigheden tijdens het groeiseizoen. Dit vertaalde zich in een hoger overschrijdingspercentage in het MAP-meetnet, een scenario dat zich in 2018 dreigt te herhalen gelet op het gelijkaardige en nog iets extremere verloop van het groeiseizoen.
17 december 2018  – Laatste update 14 september 2020 14:48
Lees meer over:

In 2017 bedroeg het gewogen gemiddelde nitraatresidu van de percelen die in opdracht van de Mestbank bemonsterd werden 76 kilo stikstof per hectare. In een aantal gewassen werden duidelijk hogere waarden gemeten als gevolg van de droge en warme weeromstandigheden tijdens het groeiseizoen. Dit vertaalde zich in een hoger overschrijdingspercentage in het MAP-meetnet, een scenario dat zich in 2018 dreigt te herhalen gelet op het gelijkaardige en nog iets extremere verloop van het groeiseizoen.

De nitraatresidumeting blijft een belangrijk instrument in de handhaving van het mestbeleid in Vlaanderen. Zowel in als buiten de focusgebieden met een slechte waterkwaliteit wordt op het einde van het groeiseizoen gemeten hoeveel stikstof er achter gebleven is in de bodem. Dat residu aan nitraat dreigt uit te spoelen naar het oppervlakte- en grondwater. De metingen gebeuren op perceelsniveau en soms ook op bedrijfsniveau. Omwille van het belang van een correcte nitraatresidumeting werden de terreincontroles op de staalnemers opgevoerd in 2017 en werd de sanctionering versterkt. Bij 3 procent van de gecontroleerde staalnemers werden zware overtredingen vastgesteld die geleid hebben tot uitsluiting voor verdere staalname.

Het jongste jaarrapport van de Mestbank meldt dat de nitraatresidu’s in het kader van een perceelsevaluatie bij 70 procent van de landbouwers gunstig waren. De overige 30 procent, met een negatieve perceelsevaluatie of die hun perceelsevaluatie niet lieten uitvoeren, moeten in 2018 verplicht en op eigen kosten het nitraatresidu laten bepalen. Bij de helft van de landbouwers met een bedrijfsevaluatie in 2017 was het resultaat positief.  Afhankelijk van de ernst van de overschrijdingen bij de 41 procent anderen worden deze bedrijven aangeduid als focusbedrijf met maatregelencategorie 1, 2 of 3.

Als er geen verbetering is van de nitraatresiducategorie in 2017 ten opzichte van 2016, verhoogt de status van het bedrijf met één categorie in 2018. De landbouwer in kwestie krijgt op die manier een strakker keurslijf aangemeten. Als gevolg van slechte meetresultaten of het niet nemen van verplichte stalen zijn er 1.188 focusbedrijven met maatregelencategorieën in 2018, waarvan 54 procent met maatregelencategorie 1, 29 procent met maatregelencategorie 2 en 18 procent met maatregelencategorie 3.

Voor de waterkwaliteit in landbouwgebied is behalve nitraat ook fosfaat van belang. Het grote verschil tussen de twee is dat fosfaat minder ‘beweeglijk’ is in de bodem. Door de overbemesting uit het verleden is de bodem van een aantal landbouwpercelen in Vlaanderen fosfaatverzadigd. Dat verander je niet van vandaag op morgen, zelfs niet met heel lage bemestingsnormen. Daarom kiest de Mestbank voor een volgehouden aanpak van geleidelijkheid. Aan alle landbouwpercelen werd een fosfaatklasse toegekend met een daarop afgestemde fosfaatbemestingsnorm. In 2017 kregen 12.548 landbouwers een andere fosfaatbemestingsnorm voor één of meerdere percelen omdat ze met een bodemanalyse aantoonden dat hun percelen in een andere fosfaatklasse thuishoren.

Op basis van deze bodemanalyses werd aan 40.447 hectare landbouwgrond klasse I toegekend. Dat zijn de percelen waar weinig fosfaat in de bodem zit en een iets ruimere bemesting met fosfaat gerechtvaardigd is. Aan 53.373 hectare werd klasse II toegekend, aan 202.498 hectare klasse III en aan 3.411 hectare klasse IV. De fosfaatverzadigde percelen, goed voor 2.863 hectare, en de percelen met een laag fosfaatbindend vermogen (237 ha) blijven behouden. Voor de overige 369.326 hectare landbouwgrond, het overgrote deel van het landbouwareaal waarvoor geen stalen zijn genomen, werd de referentieklasse IV toegekend. Wanneer er dierlijke mest op die percelen gebruikt wordt, dan wordt de dosering bepaald door het (lagere) fosfaatplafond en niet door de maximale gift stikstof.

Meer info: Mestrapport 2018

Beeld: Proefstation voor de Groenteteelt

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek