Tien koeien genoeg voor 'megaboerderij' midden 20e eeuw

Smaak was dit jaar het thema van De Nacht van de Geschiedenis van het Davidsfonds. In Zemst greep men dat aan om de Belgische zuivelgeschiedenis op te rakelen. Bert Woestenborghs van het Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG) startte zijn verhaal in 1850 maar in dit tweede verslag zijn we in de periode 1940-1984 aanbeland. De huisvesting van de koeien wordt beter dankzij de door de overheid aangestuurde introductie van de bindstal. Sommige boeren beginnen zich te ‘specialiseren’ in melkvee, maar ze zouden hun koeien nog lange tijd met de hand blijven melken. Dat verklaart waarom een boerderij met tien koeien in die tijd als groot ervaren werd.
24 maart 2016  – Laatste update 14 september 2020 14:34
Lees meer over:

Smaak was dit jaar het thema van De Nacht van de Geschiedenis van het Davidsfonds. In Zemst greep men dat aan om de Belgische zuivelgeschiedenis op te rakelen. Bert Woestenborghs van het Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG) startte zijn verhaal in 1850 maar in dit tweede verslag zijn we in de periode 1940-1984 aanbeland. De huisvesting van de koeien wordt beter dankzij de door de overheid aangestuurde introductie van de bindstal. Sommige boeren beginnen zich te ‘specialiseren’ in melkvee, maar ze zouden hun koeien nog lange tijd met de hand blijven melken. Dat verklaart waarom een boerderij met tien koeien in die tijd als groot ervaren werd.

Historicus Bert Woestenborghs (CAG) startte het tweede deel van zijn verhaal in 1940. De oorlog tekende de zuivelsector in ons land maar niet alleen in negatieve zin. Tijdens de bezetting drukten de Duitsers een andere organisatie van de sector door. Boeren werden verplicht om hun melk aan een melkerij te leveren. Die melkerij moest op zijn beurt de melk verplicht pasteuriseren. Het waren maatregelen die er na de oorlog voor zorgden dat de zuivelsector sneller kon professionaliseren.

De overheid richtte eind jaren 1930 een Nationale Zuiveldienst op om aan voorlichting te doen en een Nationale Dienst voor de Afzet van Land- en tuinbouwproducten waarvan de taak voor zich spreekt. De voorlichters van de overheid toonden boeren schetsen van de ideale stal. Dat was een voor die tijd erg vernieuwende bindstal. Groot was die zeker nog niet. “Op de doorsnee boerderij uit de jaren ’50 en ’60 was immers niet meer dan een handvol koeien aanwezig”, verduidelijkt Woestenborghs.

Hoewel het aantal dieren per bedrijf bescheiden bleef, begonnen er zich toch boeren toe te leggen op melkvee. Je kan niet spreken van specialisering zoals we die vandaag kennen, maar het was wel een begin. Het aantal koeien en de melkproductie in ons land stegen maar met het aantal melkveehouders gebeurde precies het tegenovergestelde. Dat daalde, van de 220.000 boeren met koeien blijven er in 1970 maar half zo veel over en tien jaar later is hun aantal opnieuw gehalveerd.

De melkproductie per koe steeg in bescheiden mate: van 3.200 liter in 1940 tot bijna 4.000 liter in 1980. “Voor de Tweede Wereldoorlog was melken handwerk. In 1950 waren er 11.000 melkmachines in gebruik, in 1970 waren dat er 50.000. Toch zou in 1970 nog altijd de helft van de Belgische boeren zijn koeien met de hand melken”, weet Bert Woestenborghs. Een vaardige hand kon drie koeien melken in een half uur tijd. In diezelfde tijd kon een boer met twee exemplaren van een ouderwetse melkmachine – een ronde inox pot met aansluitingen om het toestel aan de uier te bevestigen – tien koeien melken.

In de jaren ’60 doet de melkkoeltank zijn intrede. Voordien werden de melkbussen voor afhaling klaargezet langs de straat. De lege bus werd door de boerin uitgewassen om de volgende dag weer dienst te kunnen doen. Tientallen jaren lang was de sector op deze manier georganiseerd. Behalve de melkbussen wassen, ontfermde de boerin zich ook over de ontromer en verkocht ze de boter op de markt. Dat soort kleinschalige melkverwerking verdwijnt in de loop van de jaren ’50 en ’60. Voor de meer grootschalige verwerking waren vooral de jaren ’60 en ’70 een woelige tijd. Vele, kleinere melkerijen gaven er de brui aan. De melkerij van Zemst, waar de lezing van Woestenborghs plaatsvond, stopte er een decennium later ook mee.

Met de toenemende melkproductie stelde zich het probleem dat de vraagzijde niet volgde. De Belg at graag boter maar een melkdrinker was hij absoluut niet. De overheid legde zich daar niet bij neer en zocht manieren om de melkconsumptie aan te zwengelen. Van Nederland werd de ‘Melkbrigade’ afgekeken. Aan die eerste promotiecampagnes werkten bekende personen mee zoals wielrenner Rik Van Steenbergen. De boodschap was altijd gelijkaardig: “Melk is gezond. Drink melk om groot en sterk te worden.”

Het effect van promotie bleef niet uit want de melkconsumptie steeg van 85 liter in 1940 naar 130 liter midden jaren ’60. Lezers van Libelle werden in de jaren ’70 getrakteerd op een poster met een baby die smulde van boter. De boter waar wij Belgen zo fier op waren, werd immers samen met de melk gepromoot.

In een derde en laatste artikel start het verhaal bij de invoering van het melkquotum in 1984.

Beeld: Centrum Agrarische Geschiedenis

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek