"Landbouwgrond moet meer natuurvoordelen leveren"

In het nieuwe Natuurrapport (NARA), opgesteld door het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO), wordt nagedacht over hoe je het enorme belang van de innige band tussen natuur en maatschappij meer in de verf kan zetten. Voorbeelden tonen werkt inspirerend, en dus komen we in het NARA op verschillende plaatsen pioniers tegen. Als we inzoomen op het landbouwluik, dan maken we kennis met land- en tuinbouwers die elk op hun eigen manier de eco-effectiviteit op hun bedrijf proberen te verhogen. Want met bijna de helft van de totale Vlaamse oppervlakte beschikt landbouw over een enorme hefboom voor het creëren van meer natuurvoordelen.
21 februari 2017  – Laatste update 4 april 2020 15:32
Lees meer over:

In het nieuwe Natuurrapport (NARA), opgesteld door het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO), wordt nagedacht over hoe je het enorme belang van de innige band tussen natuur en maatschappij meer in de verf kan zetten. Voorbeelden tonen werkt inspirerend, en dus komen we in het NARA op verschillende plaatsen pioniers tegen. Als we inzoomen op het landbouwluik, dan maken we kennis met land- en tuinbouwers die elk op hun eigen manier de eco-effectiviteit op hun bedrijf proberen te verhogen. Want met bijna de helft van de totale Vlaamse oppervlakte beschikt landbouw over een enorme hefboom voor het creëren van meer natuurvoordelen. 

Hoe kunnen we onze uitgebreide kennis over ecosysteemdiensten laten doorsijpelen in de beleidspraktijk? Het is één van de centrale vragen in het nieuwe NARA. Als grootgrondgebruiker in Vlaanderen komt uiteraard ook de land- en tuinbouw in beeld. De hoofdfunctie van landbouwgronden in Vlaanderen is voedselproductie of materiaalproductie – denk aan energiegewassen en sierplanten. Maar de gronden kunnen nog een hele reeks andere ecosysteemdiensten leveren. “Als landbouwers hun beheermethodes aanpassen, kunnen ze dat potentieel vergroten”, zo klinkt het. 

Hoe moet dat in de praktijk gebeuren? Een aangepast landbouwbeheer dat meer rekening houdt met de impact op de omgeving moet soelaas brengen. Het NARA onderscheidt twee soorten maatregelen: onder de eerste categorie vallen maatregelen die een evolutie naar een agro-ecologische landbouw bepleiten. Omdat deze landbouwmethoden een daling van de productie met zich kunnen meebrengen, komt er ook een tweede soort maatregelen aan bod die de eco-efficiëntie verhogen zonder dat de voedselproductie afneemt. 

In de eerste categorie past een extensievere landbouw die zich op het veld vertaalt in grasstroken, de aanleg van perceelranden met houtkanten of bomenrijen, of boslandbouw. “Grasstroken kunnen een natuur- of bufferfunctie hebben en kunnen biodiversiteit stimuleren”, zo klinkt het. Bufferstroken verhinderen op een efficiënte manier dat afgespoelde grond, gewasbeschermingsmiddelen en/of nutriënten in naburige percelen of in het oppervlaktewater terechtkomen.

Een grasstrook van 5 meter breed zorgt ervoor dat er gemiddeld 50 procent minder stikstof en fosfor afvloeit. Bij een strook van 10 meter breed vloeit er 82 procent minder stikstof af en 73 procent minder fosfor. Bovendien zorgen ze ook voor een daling van de hoeveelheid sediment in het oppervlaktewater. Onder gras wordt bovendien meer koolstof opgeslagen dan onder akkergrond. 

Bij de aanleg van perceelranden met houtkanten of bomenrijen en agroforestry worden gelijkaardige resultaten vastgesteld. “Beide maatregelen hebben een positief effect op de vruchtbaarheid van de bodem, de waterkwaliteit en het globale klimaat”, zo klinkt het. “Maar ze nemen ook ruimte in die de landbouwer niet meer kan gebruiken voor de productie van voedsel. Bij agroforestry neemt de som van de totale productie (voedsel, hout, energiegewas) wel toe.”

Daarnaast zijn er ook maatregelen die het aanbod van ecosysteemdiensten verhogen zonder dat de voedselproductie in het gedrang komt. In het NARA worden vijf verschillende opties tegen het licht gehouden: niet-kerende bodembewerking, het gebruik van compost of stalmest in plaats van klassieke mest, de teelt van groenbedekkers, de teelt van grasklaver en wisselbouw. “Niet-kerende bodembewerking reduceert erosie met gemiddeld 40 procent”, zo leert het NARA. “Mocht de techniek worden toegepast op alle akkerpercelen in Vlaanderen, dan zou er maar een vierde van de huidige erosie voorkomen. In combinatie met een groenbedekker stijgt die daling tot 60 procent.” 

Verduurzaming moet met andere woorden verder gaan dan het aanleggen en beheren van kleine landschapselementen tussen intensief gebruikte akkers en weilanden. In het NARA komen vier pionierende boeren aan bod die – ook in intensieve systemen – op een innovatieve manier meewerken aan de verduurzaming van de voedselproductie. Zo legt onder meer melkveehouder Ronny Aerts uit hoe hij maïs bande uit het rantsoen van zijn koeien en verving door gedroogde grasklaver. Grasklaver heeft een andere eiwitsamenstelling en maakt de aanvulling met soja overbodig. De omschakeling van mais naar grasklaver zorgt er ook voor dat er geen kunstmest meer gebruikt wordt en dat de bodemstructuur verbetert. Ook Tom Troonbeeckx van CSA-boerderij Het Open Veld in Leuven, bio-rundveehouder Kurt Sannen en Karen Helsen, die de veestapel van Natuurpunt beheert, komen aan bod. 

Hier vind je meer informatie over de vier landbouwpioniers. Het volledige NARA-rapport kan je hier nalezen. 

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek