Extreme zomer beïnvloedt gewasopbrengst en -kwaliteit

De zomer van 2018 gaat de geschiedenis in als de warmste zomer sinds het begin van de metingen in Brussel in 1833. Ook de lengte van de droogteperiode, van begin juni tot begin augustus, was opmerkelijk. Dat heeft ervoor gezorgd dat de landbouwgewassen sterk geleden hebben. De voorspelde opbrengsten liggen fors lager dan normaal en ook de kwaliteit van de gewassen is ondermaats, vooral bij de aardappelen en de maïs. Voor de suikerbieten is er nog enige hoop op een redelijke opbrengst. Dat blijkt uit de Agrometeorologische Berichten van het KMI, VITO, CRA-W en de Universiteit van Luik.
25 september 2018  – Laatst bijgewerkt om 4 april 2020 15:43
Lees meer over:

De zomer van 2018 gaat de geschiedenis in als de warmste zomer sinds het begin van de metingen in Brussel in 1833. Ook de lengte van de droogteperiode, van begin juni tot begin augustus, was opmerkelijk. Dat heeft ervoor gezorgd dat de landbouwgewassen sterk geleden hebben. De voorspelde opbrengsten liggen fors lager dan normaal en ook de kwaliteit van de gewassen is ondermaats, vooral bij de aardappelen en de maïs. Voor de suikerbieten is er nog enige hoop op een redelijke opbrengst. Dat blijkt uit de Agrometeorologische Berichten van het KMI, VITO, CRA-W en de Universiteit van Luik.

Waar er volgens die Agrometeorologische Berichten begin juli nog geen sprake was van droogteschade bij landbouwgewassen, is de impact later in juli wel goed zichtbaar. “Satellietbeelden tonen aan dat de vegetatie-index in de loop van deze maand sterk begint af te nemen, om een absoluut dieptepunt te bereiken tussen 11 en 20 augustus. De regen zorgt er dan voor dat de gewasgroei in de loop van augustus op veel plaatsen herneemt”, luidt het. Toch is er niet overal sprake van herstel. In Noord-Limburg bijvoorbeeld lijkt dit niet het geval, terwijl in het uiterste westen van het land de impact van de droogte op de gewasgroei veel beperkter was en vanaf begin augustus opnieuw normale waarden vertoont.

Eerder kondigde de Nortwest European Potato Growers (NEPG) aan dat de aardappeloogst in Noordwest-Europa dit jaar 18 procent lager wordt ingeschat in vergelijking met vorig jaar. Volgens onderzoekscentra FIWAP, CARAH, PCA en Inagro zal de gemiddelde opbrengst van het meest geteelde ras Bintje in ons land 25 procent lager liggen. Begin september wordt de opbrengst op 34,9 ton per hectare geraamd. Naargelang de regio en de hoeveelheid regen die er is gevallen, zijn er grote verschillen in opbrengst merkbaar. Zo zijn er voor Bintje opbrengsten gemeten tussen 17,7 en 60,2 ton per hectare. In Vlaanderen bedraagt de opbrengst gemiddeld 39 ton, terwijl men in Wallonië 30,6 ton per hectare raamt.

De uitzonderlijke warme weersomstandigheden hebben een groeivoorsprong van drie tot vier weken opgeleverd. Op de meeste plaatsen is de afrijping van het loof al ver gevorderd. De regen in de tweede week van augustus heeft dan weer aanleiding gegeven tot doorwas, wat er voor zorgt dat er een daling is van het onderwatergewicht. Bij doorwas beginnen zich aan de primaire knollen nieuwe knollen te ontwikkelen. In Vlaanderen is 40 procent van de knollen getroffen, in Wallonië slechts 11 procent. Op zwaar getroffen percelen worden er vraagtekens geplaatst bij de kwaliteit van de productie. De doorwas manifesteert zich sterker bij de variëteit Bintje, dan bij Fontane.

Het uitzonderlijke weer heeft ook een onmiskenbare invloed gehad op de maïs- en grasteelt, zo melden het Landbouwcentrum Voedergewassen (LCV) en Hooibeekhoev. Wat het gras betreft zijn op de meeste plaatsen de derde en vierde snede verloren gegaan. Met de regen die na half augustus is gevallen, kon er terug bemest worden en ging het gras weer groeien. Er wordt verwacht dat er nog een mooie snede kan geoogst worden mits goed najaarsweer. Al lijkt het niet uitgesloten dat hier en daar de zode wellicht vernieuwd moet worden.

De maïsoogst startte dan weer uitzonderlijk vroeg. Al vanaf begin augustus werd er gehakseld. In de meeste gevallen ging het om een ‘noodoogst’ waarbij de maïs klein, verdord en zonder kolf was. In regio’s waar wat meer regen is gevallen, zijn min of meer normale planten te vinden. De vroeg gezaaide maïs kon nog een kolf ontwikkelen, maar in de later gezaaide maïs die pas in bloei kwam in de periode met zeer warme temperaturen, zijn nauwelijks kolven te vinden of zijn ze maar deels gevuld. Omdat de kolf zowat de helft van de opbrengst uitmaakt, ligt het droge stofgehalte van de maïs zeer laag. Dat heeft een weerslag op de voederwaarde en ook de bewaarkwaliteit is onzeker. Een ander probleem is de legering van de maïsplanten: op veel velden knakten de planten halverwege de stengel af. De legering had ook een negatieve impact op de afrijping.

Waar de opbrengstverwachting van de suikerbieten in juli nog in lijn lag met het vijfjaarlijks gemiddelde, werd de groei in augustus sterk vertraagd. Uit staalnames blijkt dat de opbrengst in die maand toenam van 134 tot 138 kilo suiker per dag, terwijl het vijfjaarlijkse gemiddelde 168 kilo bedraagt. De suikerbieten worden bovendien gekenmerkt door een zeer lage bladmassa en een lage suikerrijkheid. Toch zijn er duidelijk sterke verschillen tussen de regio’s waar te nemen. “Maar suikerbieten staan bekend om hun sterk recuperatievermogen. De weersomstandigheden tijdens de komende weken zullen dan ook bepalend zijn voor de uiteindelijke opbrengst. Mits voldoende regen zou het gewas deels de opgelopen achterstand kunnen inhalen”, klinkt het.

Meer informatie: Agrometeorologische Berichten september 2018

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek