"Klimaatneutrale landbouw mogelijk door intensivering"

Wanneer landbouw duurzaam intensiveert in plaats van te kiezen voor meer extensieve landbouwsystemen, heeft landbouw minder grond nodig die dan kan vrijkomen voor bebossing of natuur. Dat is beter voor het milieu en voor de biodiversiteit. Dat zegt emeritus professor van de KU Leuven Wannes Keulemans in de Commissie Landbouw van het Vlaams Parlement. “Als dit gecombineerd wordt met een daling van de veestapel, dan kan we zelfs evolueren naar een klimaatneutrale landbouw”, klinkt het.
6 juli 2020  – Laatst bijgewerkt om 7 juli 2020 15:13

Wanneer landbouw duurzaam intensiveert in plaats van te kiezen voor meer extensieve landbouwsystemen, heeft landbouw minder grond nodig die dan kan vrijkomen voor bebossing of natuur. Dat is beter voor het milieu en voor de biodiversiteit. Dat zegt emeritus professor van de KU Leuven Wannes Keulemans in de Commissie Landbouw van het Vlaams Parlement. “Als dit gecombineerd wordt met een daling van de veestapel, dan kan we zelfs evolueren naar een klimaatneutrale landbouw”, klinkt het.

Naast Joris Relaes van ILVO, Titus Ghyselinck van Voedsel Anders en Ann Detelder van het Steunpunt Korte Keten werd ook Wannes Keulemans, emeritus professor plantenbiotechniek, uitgenodigd naar de Commissie Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid om zijn licht te laten schijnen over de toekomst van de Vlaamse land- en tuinbouw. Hij is van mening dat de Vlaamse landbouw niet los kan gezien worden van het Europese en het wereldniveau en in dat kader vindt hij dat de ambitieuze doelstellingen die Europa op vlak van voedsel- en klimaatbeleid naar voor schuift, bepaalde beperkingen inhouden.

Beschikbaarheid van grond

Wetenschappelijke prognoses stellen dat de wereldbevolking tegen 2100 zal aangroeien tot 11 miljard mensen. “Als die mensen hetzelfde consumptiepatroon aanhouden als vandaag, dan zal de gewasproductie met een factor 150 omhoog moeten en de veestapel zal moeten verdubbelen. Dat betekent dat alle beschikbare oppervlakte op aarde gebruikt moet worden voor voedselproductie. De beschikbaarheid van grond is dus een probleem om die 11 miljard mensen te voeden, tenzij we zaken grondig anders gaan aanpakken”, aldus Keulemans.

Die andere aanpak bestaat er in de eerste plaats in om te evolueren naar een efficiëntere landbouw. De professor wijst erop dat we er in West-Europa in geslaagd zijn om dezelfde hoeveelheid graan te produceren op de helft van de oppervlakte in vergelijking met 1960. “De efficiëntie van de voedselproductie opdrijven is volgens mij de enige manier om in de toekomst de wereldbevolking te voeden. Als we kiezen om nog meer gronden te ontbossen, dan gaat ook de wereldwijde uitstoot van CO2 omhoog. Per hectare die ontbost wordt, neemt de CO2-uitstoot met 500 ton toe.”

De landbouw heeft volgens hem dus nood aan intensivering en niet aan extensivering. Vandaar dat de professor ook de nodige vraagtekens plaatst bij de doelstellingen die de Europese Unie in de Farm to Fork-strategie naar voor schuift. Daarin staat immers dat we tegen 2030 moeten evolueren naar 25 procent meer biolandbouw, een halvering van het gebruik van pesticiden en het meststoffengebruik moet met 20 procent omlaag. “Deze doelstellingen houden mijns inziens een aantal gemiste kansen in”, aldus Keulemans.

Productiekloof dichten

Hij wijst in de eerste plaats op het dichten van de productiekloof die er in Europa bestaat. Die kloof duidt op het verschil tussen wat er werkelijk geproduceerd wordt en wat er geproduceerd zou kunnen worden gegeven de situatie in een bepaald gebied, zoals de neerslaghoeveelheid en de bodemgesteldheid. “Voor tarwe, gerst en maïs bedraagt die productiekloof 42 procent: er worden dus globaal genomen 42 procent minder granen geproduceerd dan in werkelijkheid zou kunnen op dezelfde oppervlakte”, legt hij uit.

Slaagt Europa erin om de productiekloof te dichten, dan blijkt uit berekeningen dat er 32 miljoen hectare kan vrijkomen. “Als je die kan bebossen, dan heb een CO2-captatie van 0,28 gigaton, terwijl de totale broeikasgasuitstoot van landbouw in Europa een grootteorde heeft van 0,45 gigaton. Door meer bos aan te planten kan dus een belangrijk deel van de broeikasgasuitstoot van de landbouw gecompenseerd worden”, meent Keulemans.

Hij benadrukt dat het in dit scenario ook belangrijk is dat de bemesting en de gewasbescherming verder geoptimaliseerd worden. “Zeker in Oost- en Zuidoost-Europa is op dat vlak nog heel wat verbetering mogelijk. Dat kan onder meer door teeltrotatie, door het inzetten van natuurlijke vijanden, maar ook door meer biologische (natuurlijke) en synthetische gewasbeschermingsmiddelen in te zetten”, luidt het. Tegelijk moet volgens de professor wel bekeken worden hoe de hoeveelheid gewasbescherming en bemesting in West-Europa kan verminderd worden. “Maar als je het totaalplaatje bekijkt voor heel Europa, dan zal de bemesting en het gebruik van gewasbescherming toenemen.”

Voordelen biolandbouw onduidelijk

In dat kader vindt hij ook de andere doelstelling van Europa, 25 procent biolandbouw tegen 2030, niet opportuun. “Voor mij is het niet meteen duidelijk of biolandbouw wel beter is voor het milieu. Als je de verschillende parameters uitdrukt per kilo product dan schiet biolandbouw vaak tekort tegenover conventionele landbouw. Dat gaat zowel op voor broeikasgasemissie, landgebruik, eutrofiëring en verzuring als voor ecosysteemdiensten. Waar wel een wezenlijk verschil kan zitten, is in de voordelen voor de bodem en het bodemgebruik”, stelt Wannes Keulemans.

Wanneer grond ontbost wordt voor landbouw, dan betekent dat een verlies van de biodiversiteit van 80 procent. “Wil je de landbouwproductie opdrijven, dan doe je dat dus beter met hoogproductieve landbouw zodat natuur gespaard blijft. Kies je toch voor een extensieve landbouw, dan heb je meer grond nodig. Dat betekent natuur en dus biodiversiteit opofferen”, meent hij. Keulemans ziet wel dat er in een biologisch landbouwsysteem 30 procent meer biodiversiteit is dan in een conventioneel landbouwsysteem. “Maar als je bos ontbost om er biologisch op te telen, dan realiseer je nog maar 26 procent van de biodiversiteit van een natuurlijk systeem zoals een bos.”

In dat kader formuleert hij ook een kritische noot over agro-ecologische landbouw. “Het is moeilijk om tegen de principes van agro-ecologie te zijn, de verduurzaming van de landbouw is er immers voor een groot deel op gestoeld. Maar het probleem met deze landbouwvorm is dat die op heel veel verschillende manieren wordt ingevuld. Dat heeft biolandbouw als voordeel: het heeft een lastenboek en duidelijke regels. Agro-ecologie heeft die duidelijkheid niet. Veel mensen weten bijvoorbeeld niet dat het initieel een strijdbeweging in Zuid-Amerika was.

Veestapel daalt met 30 procent

Een ander belangrijke parameter in de theorie van Wannes Keulemans is de vermindering van de veestapel. “Willen we Vlaanderen voorzien van voldoende vlees met behoud van ons consumptiepatroon, dan hebben we genoeg aan een derde van de huidige veestapel”, benadrukt de professor. Toch wil hij realistisch blijven en in een theoretische oefening vertrekt hij van een daling van 30 procent.

“Door die maatregel zou er 100.000 hectare kunnen vrijkomen die we nu gebruiken voor de productie van veevoeder. Stel dat je daarvan 60.000 hectare gaat bebossen, 20.000 hectare gebruikt voor de aanplant van kortekringloophout en nog eens 20.000 hectare voor alternatieve landbouwvormen zoals biolandbouw of agro-ecologie. Dat zou kunnen resulteren in een model van natuur met daarrond een kring van alternatieve landbouwvormen en vervolgens is er dan ruimte voor intensieve landbouw. Dat vormt een goed compromis tussen zoveel mogelijk produceren en het behoud van biodiversiteit”, beoordeelt Keulemans.

De huidige CO2-uitstoot door landbouw in ons land bedraagt 7,3 miljoen ton. In het scenario dat de professor schetst, zou een CO2-winst van bijna 2,4 miljoen ton realistisch zijn. “Dat is een veel grotere realisatie dan wat het Vlaams klimaatplan vandaag voorschrijft”, aldus Wannes Keulemans.

Deze maatregelen moeten volgens hem gecombineerd worden met inspanningen om zoveel mogelijk koolstof in de bodem te krijgen. Dat kan door in te zetten op het behoud van gewasresten op de akker, de inzet van groenbemesters en het gebruik van dierlijke mest op akkerland. “Als we al deze maatregelen optellen, dan kunnen we de uitstoot van de broeikasgassen door landbouw doen dalen met 75 procent.” Als je dit combineert met het dichten van de productiekloof en een verdere intensivering van de productie dan kan je volgens hem komen tot een klimaatneutrale landbouw.

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek